Prevalentie op basis van huisartsenregistratie lager dan bevolkingsonderzoek
De jaarprevalenties van de verschillende psychische stoornissen berekend op basis van de huisartsenregistratie (Nivel Zorgregistraties eerste lijn) zijn lager dan de jaarprevalenties berekend op basis van het bevolkingsonderzoek NEMESIS (NEMESIS-3). In de huisartsenregistratie worden bij de berekening van een jaarprevalentie (Het aantal personen dat een bepaalde ziekte heeft gehad gedurende een bepaald jaar.) alle personen meegeteld die in het betreffende jaar contact hebben gehad met de huisarts vanwege de betreffende psychische stoornis. Mensen die voor die psychische stoornis in de GGZ (Geestelijke gezondheidszorg) onder behandeling zijn worden in principe ook meegeteld. Dit kan alleen als hun huisarts de diagnose-informatie die ze hebben ontvangen van de GGZ-behandelaars in hun registratiesysteem gecodeerd opslaan. Een GGZ-behandelaar informeert de huisarts ten minste jaarlijks (als de patiënt daar toestemming voor geeft). Mensen met een psychische stoornis die hier in het betreffende jaar geen zorg voor hebben gekregen, worden niet meegeteld. In het bevolkingsonderzoek NEMESIS worden stoornissen gemeten bij een steekproef van mensen uit de algemene bevolking. Een deel van de mensen met een stoornis wordt daarvoor behandeld, maar een deel niet. Hierdoor is de berekende jaarprevalentie van psychische stoornissen op basis van de huisartsenregistratie lager dan op basis van het bevolkingsonderzoek.
Prevalentie van ADHD 2019-2022
Sla de grafiek Prevalentie van ADHD 2019-2022 over en ga naar de datatabelBron: NEMESIS-3
- Diagnose op basis van de DSM (Diagnostic and statistical manual of mental disorders. Classificatie voor psychische stoornissen. De DSM is ontwikkeld onder verantwoordelijkheid van de American Psychiatric Association.)-5. De verschillen tussen mannen en vrouwen zijn statistisch significant.
- ADHD (Attention Deficit Hyperactivity Disorder (Aandachtstekort-stoornis met hyperactiviteit)) bij kinderen is retrospectief vastgesteld door volwassenen te vragen naar symptomen in de kindertijd.
- Achterliggende cijfers op de website van NEMESIS-3
Prevalentie van ADHD in de kindertijd 3,6%
De prevalentie (Het aantal gevallen of personen met een bepaalde ziekte op een bepaald moment (punt-prevalentie), ooit in het leven (lifetime prevalentie) of in een bepaalde periode, bijvoorbeeld per jaar (periode-prevalentie), absoluut of relatief.) van ADHD (Attention Deficit Hyperactivity Disorder (Aandachtstekort-stoornis met hyperactiviteit)) in de kindertijd (onder de 18 jaar) in Nederland is 3,6%. Dit blijkt uit het epidemiologisch bevolkingsonderzoek NEMESIS-3, uitgevoerd in de periode 2019-2022 (ten Have et al. 2023ten Have, M., Tuithof, M., Dorsselaer, S., Schouten, f., Luik, A.I., de Graaf, R., Prevalence and trends of common mental disorders from 2007-2009 to 2019-2022: results from the Netherlands Mental Health Survey and Incidence Studies (NEMESIS), including comparison of prevalence rates before vs. during the COVID-19 pandemic. (2023)). Mannen hebben vaker ADHD in de kindertijd gehad dan vrouwen: het betreft 4,3% van de mannen en 3,0% van de vrouwen (NEMESIS-3 NEMESIS-3, De psychische gezondheid van de Nederlandse bevolking ()). Het vóórkomen van ADHD is niet gemeten bij kinderen zelf, maar is retrospectief vastgesteld, door volwassenen van 18 jaar en ouder te vragen naar het vóórkomen van symptomen in de kindertijd (voor de leeftijd van 12 jaar).
Prevalentie van ADHD in de volwassenheid 3,2%
De jaarprevalentie (Het aantal personen dat een bepaalde ziekte heeft gehad gedurende een bepaald jaar.) van ADHD in de volwassenheid in Nederland is 3,2%, blijkt uit bevolkingsonderzoek NEMESIS-3 (NEMESIS-3 NEMESIS-3, De psychische gezondheid van de Nederlandse bevolking ()). Dit komt overeen met ongeveer 404.600 volwassenen. ADHD komt ook in de volwassenheid vaker voor bij mannen dan bij vrouwen; bij 3,7% van de mannen en bij 2,7% van de vrouwen. ADHD komt het vaakst voor bij 35- tot en met 44-jarigen (5,5%) en het minste bij 65-plussers (1,0%) (niet in grafiek, NEMESIS-3 NEMESIS-3, De psychische gezondheid van de Nederlandse bevolking ()).
Jaarprevalentie ADHD-achtige symptomen 2020
Sla de grafiek Jaarprevalentie ADHD-achtige symptomen 2021 over en ga naar de datatabelBron: Nivel Zorgregistratiestraties eerste lijn
- ICPC (International Classification of Primary Care)-codes: P20 en P21 tot 45 jaar en uitsluitend P21 vanaf 45 jaar
Ruim 280.000 personen met ADHD-symptomen bij huisarts
In 2021 waren er naar schatting 281.100 mensen met ADHD (Attention Deficit Hyperactivity Disorder (Aandachtstekort-stoornis met hyperactiviteit))-achtige symptomen bekend bij de huisarts (jaarprevalentie (Het aantal personen dat een bepaalde ziekte heeft gehad gedurende een bepaald jaar.)). Het ging om 170.200 mannen en 110.900 vrouwen (19,5 per 1.000 mannen en 12,6 per 1.000 vrouwen). ADHD-achtige symptomen komen het meest voor onder 10- tot en met 19-jarigen. In vrijwel alle leeftijdsgroepen is de prevalentie (Het aantal gevallen of personen met een bepaalde ziekte op een bepaald moment (punt-prevalentie), ooit in het leven (lifetime prevalentie) of in een bepaalde periode, bijvoorbeeld per jaar (periode-prevalentie), absoluut of relatief.) bij mannen hoger dan bij vrouwen. ADHD-achtige symptomen worden geregistreerd onder twee verschillende codes: geheugen-/concentratie-/oriëntatiestoornissen (ICPC (International Classification of Primary Care)-code P20) en overactief kind/hyperkinetisch syndroom (ICPC-code P21). In negen op de tien gevallen van ADHD-achtige symptomen wordt laatstgenoemde diagnose geregistreerd.
Ongeveer 127.000 nieuwe gevallen van ADHD-achtige symptomen in 2021
In 2021 zijn er naar schatting 127.000 nieuwe gevallen van ADHD (Attention Deficit Hyperactivity Disorder (Aandachtstekort-stoornis met hyperactiviteit))-achtige symptomen bij de huisarts geregistreerd. Het ging om 74.100 mannen en 52.900 vrouwen. Hier kunnen dubbeltellingen in zitten, wat mogelijk een overschatting veroorzaakt. ADHD-achtige symptomen worden onder twee verschillende codes geregistreerd: geheugen-/concentratie-/oriëntatiestoornissen (ICPC (International Classification of Primary Care)-code P20) en overactief kind/hyperkinetisch syndroom (ICPC-code P21). Van de mensen bij wie ADHD-achtige symptomen werden vastgesteld, was er bij 20.800 mensen sprake van een geheugen-/concentratie-/oriëntatiestoornis en bij 106.200 mensen was sprake van een overactief kind/hyperkinetisch syndroom.
Tabel: ADHD-achtige symptomen naar type in 2021
Mannen | Vrouwen | |
---|---|---|
Per 1.000 personen | ||
Geheugen-/concentratie-/oriëntatiestoornis (P20) | 1,2 | 1,2 |
Overactief kind/hyperkinetisch syndroom (P21) | 7,3 | 4,8 |
Absolute aantallen | ||
Geheugen-/concentratie-/oriëntatiestoornis (P20) | 10.600 | 10.200 |
Overactief kind/hyperkinetisch syndroom (P21) | 63.500 | 42.700 |
Bron: Nivel Zorgregistraties eerste lijn
Trend nieuwe gevallen ADHD
Sla de grafiek Nieuwe gevallen in huisartsenpraktijk ADHD 2011-2021 over en ga naar de datatabelBron: Nivel Zorgregistraties eerste lijn
- ICPC (International Classification of Primary Care)-code P21
- Gestandaardiseerd naar de bevolking van Nederland in 2021
- De absolute cijfers (niet-gestandaardiseerd) zijn zichtbaar in de tabelweergave.
Trend jaarprevalentie ADHD
Sla de grafiek Jaarprevalentie ADHD in huisartsenpraktijk 2011-2021 over en ga naar de datatabelBron: Nivel Zorgregistraties eerste lijn
- ICPC (International Classification of Primary Care)-code P21
- Gestandaardiseerd naar de bevolking van Nederland in 2021
- De absolute cijfers (niet-gestandaardiseerd) zijn zichtbaar in de tabelweergave.
Aantal nieuwe diagnoses van ADHD-achtige symptomen toegenomen
Het aantal nieuwe diagnoses van ADHD (Attention Deficit Hyperactivity Disorder (Aandachtstekort-stoornis met hyperactiviteit))-achtige symptomen (ICPC (International Classification of Primary Care)-code P21) is in de periode 2011-2021 toegenomen. Deze trend is gecorrigeerd voor veranderingen in de omvang en leeftijdsopbouw van de bevolking (standaardisatie). Deze toename kan het gevolg zijn van het feit dat ADHD steeds bekender is bij hulpverleners, leerkrachten en ouders, en dat de stoornis door hen ook beter wordt herkend (Buitelaar 2001Buitelaar, J. K., Discussies over aandachtstekort-hyperactiviteitstoornis (ADHD): feiten, meningen en emoties (2001) ; Gezondheidsraad 2014Gezondheidsraad, ADHD: medicatie en maatschappij (2014)). Tevens zijn de toename van wetenschappelijk onderzoek naar ADHD en een betere bereikbaarheid van de hulpverlening van invloed geweest (NEMESIS-2).
Ook het per jaar geschatte en ongecorrigeerde aantal nieuwe diagnoses van ADHD-achtige symptomen is toegenomen. Voor mannen nam dit aantal toe van 40.700 in 2011 naar 63.500 in 2021 en voor vrouwen van 17.000 in 2011 naar 42.700 in 2021 (absolute aantallen zichtbaar in de tabelweergave).
Prevalentie ADHD-achtige symptomen toegenomen
In de periode 2011-2021 is ook het aantal mensen met ADHD-achtige symptomen (ICPC-code P21) dat bekend was bij de huisarts (jaarprevalentie (Het aantal personen dat een bepaalde ziekte heeft gehad gedurende een bepaald jaar.)) toegenomen. Deze trend is gecorrigeerd voor veranderingen in de omvang en leeftijdsopbouw van de bevolking (standaardisatie).
Het per jaar geschatte en ongecorrigeerde aantal mensen met ADHD-achtige symptomen dat bekend was bij de huisarts is voor mannen toegenomen van 84.500 in 2011 naar 151.800 in 2021 en voor vrouwen van 32.900 in 2011 naar 95.100 in 2021 (absolute aantallen zichtbaar in de tabelweergave).
Verwachte stijging aantal mensen met ADHD door alleen demografie
Op basis van uitsluitend demografische ontwikkelingen zal het absoluut aantal mensen met ADHD (Attention Deficit Hyperactivity Disorder (Aandachtstekort-stoornis met hyperactiviteit)) (jaarprevalentie (Het aantal personen dat een bepaalde ziekte heeft gehad gedurende een bepaald jaar.)) in de periode 2018-2040 naar verwachting met 4% stijgen. De verwachte stijging bedraagt 5% voor mannen en 2% voor vrouwen. De toename zal groter of kleiner kunnen zijn door andere (niet-demografische) ontwikkelingen die de kans op het vóórkomen van ADHD beïnvloeden.
- S. van Dorsselaer (Trimbos-instituut)
- M. ten Have (Trimbos-instituut)
- M.H.D. Plasmans (RIVM (Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu))
- I. Laseur (RIVM)
- R. Gijsen (RIVM)
- H.B.M. Hilderink (RIVM)
- M.M.J. Nielen (NIVEL (Nederlands Instituut voor Onderzoek van de Gezondheidszorg))
- M.J.J.C. Poos (RIVM)
- A.M. Gommer, red. (RIVM)
- C. Hendriks, red. (RIVM)