Fysieke belasting per sector
Sla de grafiek Fysieke belasting per sector 2020 over en ga naar de datatabelBron: NEA
- De percentages betreffen de werknemers die 'ja, regelmatig' hebben geantwoord. Behalve voor 'beeldschermwerk', daar gaat het om het percentage werknemers dat 6 uur per dag of meer beeldschermwerk verricht.
Bijna 91% ICT'ers zit meer dan 6 uur per dag achter beeldscherm
In 2020 zat bijna 91% van de werknemers in de ICT (Informatie- en communicatietechnologie) meer dan 6 uur per dag achter een beeldscherm. Dit percentage is ruim 7 keer zo hoog als in de landbouw (12,2%). In de zakelijke, bestuurlijke en financiële sectoren zat ook meer dan 50% van de werknemers langer dan 6 uur per dag achter een beeldscherm. In de sector landbouw maakt ruim de helft van de werknemers (51,8%) veel herhalende bewegingen. In het onderwijs maken de minste werknemers herhalende bewegingen (10,6%) (NEA 2020).
31% werknemers in de bouw zet regelmatig veel kracht
Veel werknemers in de bouwsector staan regelmatig bloot aan allerlei vormen van fysieke belasting: in 2020 werkte bijna één op de vijf werknemers in de bouwsector regelmatig in een ongemakkelijke werkhouding (18,2%). Ook zetten veel werknemers in de bouw regelmatig veel kracht (31%) en staan veel werknemers bloot aan trillingen door voertuigen, apparaten of gereedschap (26,6%). Deze vormen van fysieke belasting komen het minste voor in de financiële sector en in de ICT (NEA 2020).
COVID-19-uitbraak beïnvloedt arbeidsomstandigheden
De gepresenteerde gegevens gaan over 2020, het jaar waarin de COVID-19 pandemie uitbrak. De pandemie en de bijbehorende maatregelen hebben mogelijk de arbeidsomstandigheden van de respondenten beïnvloed. Het is belangrijk hier rekening mee te houden bij het interpreteren van de cijfers van 2020. Voor meer informatie zie Corona-VTV en NEA-COVID-19.
Meer informatie
Belastende omgevingsfactoren per sector 2020
Sla de grafiek Belastende omgevingsfactoren per sector 2020 over en ga naar de datatabelBron: NEA
- Het percentage betreft een optelling van de werknemers die 'altijd' en 'vaak' geantwoord hebben. Behalve voor 'lawaai' en 'gevaarlijk werk', daar gaat het om het percentage werknemers dat 'ja, regelmatig' heeft geantwoord.
Bijna 35% werknemers horeca in aanraking met waterige oplossingen
In 2020 kwam 34,7% van de werknemers in de horecasector regelmatig in aanraking met waterige oplossingen. Ook werknemers in de zorg (24,2%) kwamen regelmatig in aanraking met waterige oplossingen. Daarnaast werden werknemers in de horeca ook het meest blootgesteld aan stoffen op de huid (15,3%), zoals contact met warme dranken. Werknemers in de zorg werden juist het meest blootgesteld aan besmette personen, dieren of materialen (21,2%). Werknemers in de bouw (15,2%), industrie (14,5%) en vervoerssector (11,9%) werden het meest blootgesteld aan het inademen van stoffen. In de ICT (Informatie- en communicatietechnologie) en de financiële sector kwamen al deze belastende omgevingsfactoren het minste voor (NEA 2020).
Een op de vijf werknemers in de industrie werkt in omgeving met lawaai
In 2020 werkte één op de vijf werknemers van de industriële sector regelmatig in een lawaaierige omgeving (19,7%). In deze omgeving is er zoveel lawaai dat er hard gesproken moet worden om verstaanbaar te zijn. Ook veel werknemers in de bouw worden regelmatig blootgesteld aan lawaai (14,6%). In de vervoersector wordt het vaakst gevaarlijk werk verricht (31%). Dit is werk waarbij er een kans bestaat op bijvoorbeeld uitglijden, beknelling, vallen van een hoogte of agressie. Gevaarlijk werk komt relatief ook veel voor in de bouwsector en in de horeca (NEA 2020).
COVID-19-uitbraak beïnvloedt arbeidsomstandigheden
De gepresenteerde gegevens gaan over 2020, het jaar waarin de COVID-19 pandemie uitbrak. De pandemie en de bijbehorende maatregelen hebben mogelijk de arbeidsomstandigheden van de respondenten beïnvloed. Het is belangrijk hier rekening mee te houden bij het interpreteren van de cijfers van 2020. Voor meer informatie zie Corona-VTV en NEA-COVID-19.
Meer informatie
Psychosociale belasting per sector
Sla de grafiek Psychosociale belasting per sector 2020 over en ga naar de datatabelBron: NEA
- Voor 'veel werk doen' en 'emotioneel veeleisend werk' betreft het percentage een optelling van de werknemers dat 'altijd' en 'vaak' heeft geantwoord.
- Voor 'pesten' betreft het percentage een optelling van de werknemers dat 'zeer vaak', 'vaak' en 'een enkele keer' heeft geantwoord.
Ruim 53% werknemers onderwijs gaf aan heel veel werk te moeten doen
In 2020 gaf 53,5% van de werknemers in het onderwijs aan heel veel werk te moeten doen. Heel veel werk doen is één factor voor het ervaren van een hoge werkdruk, de andere twee factoren zijn: erg snel moeten werken en extra hard moeten werken. In de zorgsector gaf 27,9% van de werknemers aan dat hun werk vaak of altijd emotioneel veeleisend is. Dit percentage is negen keer zo hoog als onder werknemers in de landbouwsector, waar 3,1% van de werknemers hun werk als emotioneel veeleisend beschouwt. Langdurige blootstelling aan hoge werkdruk of emotioneel veeleisend werk kan leiden tot overspannenheid en burn-out (NEA 2020).
Bijna één op tien werknemers in industriële sector gepest door collega
In 2020 werden in de industriële sector de meeste werknemers gepest door hun leidinggevende of een collega (9,3%), gevolgd door de vervoer- en transportsector (8,1%). In alle andere sectoren lag dit percentage tussen de 4,5% en 7,2%. Pesten door klanten kwam het meest voor in de vervoer- en transportsector (8,2%). In de landbouwsector was het percentage werknemers dat door klanten wordt gepest het laagst (0,9%) (NEA 2020).
COVID-19-uitbraak beïnvloedt arbeidsomstandigheden
De gepresenteerde gegevens gaan over 2020, het jaar waarin de COVID-19 pandemie uitbrak. De pandemie en de bijbehorende maatregelen hebben mogelijk de arbeidsomstandigheden van de respondenten beïnvloed. Het is belangrijk hier rekening mee te houden bij het interpreteren van de cijfers van 2020. Voor meer informatie zie Corona-VTV en NEA-COVID-19.
Meer informatie
- P.E.D. Eysink (RIVM (Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu))
- W.E. Hooftman (TNO)
- T. Hulshof, red. (RIVM)