Jaarprevalentie slechthorendheid 2021
Sla de grafiek Jaarprevalentie slechthorendheid in huisartsenpraktijk 2021 over en ga naar de datatabelBron: Nivel Zorgregistraties eerste lijn
- Slechthorendheid: ICPC (International Classification of Primary Care)-codes H84-H86
806.500 mensen met diagnose slechthorendheid
In 2021 waren er 806.500 mensen met de diagnose slechthorendheid bekend bij de huisarts: 423.000 mannen en 383.500 vrouwen (48,5 per 1.000 mannen en 43,5 per 1.000 vrouwen). In deze cijfers zijn lawaai- en ouderdomsslechthorendheid niet van elkaar en van andere vormen van slechthorendheid/doofheid onderscheiden, omdat de huisarts dit onderscheid niet altijd maakt en/of kan maken. Vooral vanaf de leeftijd van 55 jaar neemt het percentage mensen met slechthorendheid sterk toe, het meest voor mannen. De jaarprevalentie (Het aantal personen dat een bepaalde ziekte heeft gehad gedurende een bepaald jaar.) betreft alle mensen die ergens in het jaar 2021 bekend waren bij de huisarts voor slechthorendheid. Deze mensen hoeven niet allemaal in 2021 contact te hebben gehad met de huisarts voor slechthorendheid.
Jaarprevalentie slechthorendheid 2011-2021
Sla de grafiek Jaarprevalentie slechthorendheid in huisartsenpraktijk 2011-2021 over en ga naar de datatabelBron: Nivel Zorgregistraties eerste lijn
- ICPC (International Classification of Primary Care)-code H84-H86
- Gestandaardiseerd naar de bevolking van Nederland in 2021
- De absolute cijfers (niet-gestandaardiseerd) zijn zichtbaar in de tabelweergave.
Prevalentie slechthorendheid vanaf 2018 gestabiliseerd
In de periode 2011-2018 is het aantal mensen met slechthorendheid dat bekend was bij de huisarts (jaarprevalentie (Het aantal personen dat een bepaalde ziekte heeft gehad gedurende een bepaald jaar.)) toegenomen en vanaf 2018 gestabiliseerd. De trend is gecorrigeerd voor veranderingen in de omvang en leeftijdsopbouw van de bevolking (standaardisatie).
Het per jaar geschatte en ongecorrigeerde aantal mensen met slechthorendheid dat bekend was bij de huisarts is over de gehele periode 2011-2021 toegenomen. Voor mannen is dit aantal toegenomen van 248.200 in 2011 naar 423.000 in 2021 en voor vrouwen van 230.700 in 2011 naar 383.500 in 2021 (absolute aantallen zichtbaar in de tabelweergave).
Vroegtijdige opsporing maakt eerdere behandeling en begeleiding mogelijk
Door vroegtijdige opsporing van gehoorverlies bij pasgeborenen kunnen behandeling en begeleiding eerder van start gaan. Dat draagt bij aan betere ontwikkelingsmogelijkheden van slechthorende kinderen.
Per jaar ongeveer 200 kinderen met gehoorverlies opgespoord vanuit JGZ
In de periode 2014-2021 werden in Nederland vanuit de JGZ (Jeugdgezondheidszorg) gemiddeld 127 kinderen per jaar met een dubbelzijdig gehoorverlies en 81 kinderen met een enkelzijdig gehoorverlies opgespoord (in totaal 1,24 per 1.000 kinderen die in aanmerking kwamen voor screening). Hier komen nog de kinderen bij die door middel van de gehoorscreening op de intensive care afdelingen voor pasgeborenen (NICU (Neonatale intensive care unit)'s) worden opgespoord.
Per jaar ongeveer 120 kinderen met gehoorverlies opgespoord in NICU's
In de periode 2011-2020 werden in de Neonatale Intensive Care Units (NICU's) gemiddeld 82 kinderen per jaar opgespoord met een bilateraal gehoorverlies en 33 kinderen met een unilateraal gehoorverlies. In 2020 ging het om 74 kinderen met een bilateraal verlies en 27 kinderen met een unilateraal verlies (respectievelijk 2,1% en 0,8% van de gescreende kinderen) (de Graaff-Korf et al. 2023de Graaff-Korf, K.S., Van Dommelen, P., Verkerk, P.H., Jaarverslag neonatale gehoorscreening in de Neonatale Intensive Care Units 2021 (nog niet gepubliceerd), Zwolle (2023)).
Tabel: Aantal pasgeborenen met gehoorverlies ontdekt via screening. Screening door jeugdgezondheidszorg (JGZ) en Neonatale Intensive Care Units (NICU’s)
Opgespoord gehoorverlies JGZ |
Opgespoord gehoorverlies NICU's |
|||
---|---|---|---|---|
Jaar | dubbelzijdig | enkelzijdig | dubbelzijdig | enkelzijdig |
2011 | 99 | 88 | 82 | 37 |
2012 | 119 | 91 | 94 | 34 |
2013 | 113 | 87 | 77 | 40 |
2014 | 124 | 95 | 89 | 38 |
2015 | 113 | 82 | 75 | 26 |
2016 | 128 | 68 | 101 | 31 |
2017 | 119 | 74 | 87 | 30 |
2018 | 146 | 85 | 68 | 29 |
2019 | 129 | 77 | 75 | 34 |
2020 | 125 | 81 | 74 | 27 |
2021 | 135 | 86 | 83 | 26 |
Gemiddelde periode 2014-2021 |
127 | 81 |
Bronnen: van der Ploeg et al. 2022van der Ploeg, K., van der Mast, O., Verkerk, P., Neonatale gehoorscreening door de jeugdgezondheidszorg. Monitor over 2021, Leiden (2022), de Graaff-Korf et al. 2023de Graaff-Korf, K.S., Van Dommelen, P., Verkerk, P.H., Jaarverslag neonatale gehoorscreening in de Neonatale Intensive Care Units 2021 (nog niet gepubliceerd), Zwolle (2023)
Schattingen werkgerelateerde gehoorproblemen lopen sterk uiteen
Op basis van meldingen van bedrijfsartsen (Peilstation Intensief Melden van het NCvB) was er in 2019 sprake van naar schatting 170 nieuw gemelde gevallen van werkgerelateerde gehoorproblemen onder werknemers (bron: Arbobalans 2020Arbobalans, Arbobalans 2020: Kwaliteit van de arbeid, effecten en maatregelen in Nederland, Leiden (2020)). Werknemers rapporteren zelf veel meer nieuwe gevallen van gehoorproblemen. Op basis van de resultaten van Nationale Enquête Arbeidsomstandigheden waren dat er 8.200 in 2018. Op basis van de huisartsenregistraties van het NIVEL (Nederlands Instituut voor Onderzoek van de Gezondheidszorg) schatte het RIVM (Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu) het aantal nieuwe gevallen van werkgerelateerde gehoorproblemen in de werkzame beroepsbevolking op ruim 2.050 in 2018.
Verschillen en onzekerheden in schattingen
De meldingen door bedrijfsartsen, de zelfrapportages door werknemers en de huisartsenregistraties leiden tot verschillende schattingen van het aantal nieuwe gevallen van werkgerelateerde gehoorproblemen. De schattingen op basis van meldingen van bedrijfsartsen zijn een onderschatting doordat niet iedere werknemer een bedrijfsarts heeft en bedrijfsartsen niet iedere werknemer zien. Dit geldt voor zzp’ers in sterkere mate dan voor werknemers.
Het kan voorkomen dat bedrijfsartsen, huisartsen of werknemers zelf onterecht de link niet leggen tussen een ziekte en het werk. Hierdoor wordt een ziekte die door het werk is ontstaan niet altijd als een beroepsziekte aangemerkt en geregistreerd. Het omgekeerde kan ook voorkomen: artsen of werknemers leggen een verband tussen het ontstaan van het gehoorprobleem en het werk, terwijl die er niet is.
- J.W. Vanhommerig (NIVEL (Nederlands Instituut voor Onderzoek van de Gezondheidszorg))
- M.J.J.C. Poos (RIVM)
- A.M. Gommer (RIVM)
- M.H.D. Plasmans (RIVM)
- I. Laseur (RIVM)
- H.B.M. Hilderink (RIVM)
- C. Hendriks, red. (RIVM)
- M. Harbers, red. (RIVM)
- E.M. Zantinge, red. (RIVM)
- M. Rodriguez, red. (RIVM)