Percentage cliënten met nosocomiale decubitus van graad 2 of hoger in instellingen voor langdurige zorg
Indicatorwaarde
Percentage
3,3
Verslagjaar: 2022
Trend
4-jarige trend
2019 | 2022 |
Stijgende trend; niet getoetst (er is geen statistische toets uitgevoerd om te bepalen of sprake is van een statistisch significant verschil )
Interpretatie indicator
Het aantal cliënten dat nosocomiale (= tijdens het verblijf ontstane) decubitus krijgt in een zorginstelling is een indicatie voor de kwaliteit van de verpleegkundige zorg.
Decubitus (ook wel doorligplekken genoemd) leidt tot pijn en ongemak en heeft een ongunstig effect op de kwaliteit van leven en kan zelfs leiden tot sterfte. Bovendien leidt het tot hoge kosten in de gezondheidszorg. Veel decubitusgevallen kunnen voorkómen worden door het nemen van specifieke maatregelen.
Trend
Sla de grafiek Trend nosocomiale decubitus in instellingen voor langdurige zorg over en ga naar de datatabelBron: Landelijke Prevalentiemeting Zorgkwaliteit (LPZ)
*vanwege de corona pandemie is er geen meting uitgevoerd in 2020
Verantwoordingstabel Langdurige zorg: nosocomiale decubitis
|
Toelichting |
---|---|
Volledige naam indicator |
Percentage cliënten met nosocomiale decubitus van graad 2 of hoger in instellingen voor langdurige zorg |
Bron |
Landelijke prevalentiemeting zorgkwaliteit (Universiteit Maastricht; Care and Public Health Research Institute) |
Berekening |
Teller: alle cliënten waarbij op één meetmoment decubitus van graad 2 of hoger is vastgesteld (door twee hulpverleners). Noemer: alle onderzochte cliënten (in 2022: 8.469). |
Interpretatie |
Het aantal cliënten dat nosocomiale (= tijdens het verblijf ontstane) decubitus krijgt in een zorginstelling is een indicatie voor de kwaliteit van de verpleegkundige zorg. Decubitus (ook wel doorligplekken genoemd) leidt tot pijn en ongemak en heeft een ongunstig effect op de kwaliteit van leven en kan zelfs leiden tot sterfte. Bovendien leidt het tot hoge kosten in de gezondheidszorg. Veel decubitusgevallen kunnen voorkómen worden door het nemen van specifieke maatregelen. |
Jaar |
2022 |
- S. Brukx (RIVM (Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu))
- R. Gijsen (RIVM)
- C. Hendriks (RIVM)