Percentage gevallen van euthanasie met morfine en/of benzodiazepinen

Indicatorwaarde

Percentage

16,0

Verslagjaar: 2015

Trend

6-jarige trend
2010   
2015

Dalende trend; gunstig; niet getoetst er is geen statistische toets uitgevoerd om te bepalen of sprake is van een statistisch significant verschil (er is geen statistische toets uitgevoerd om te bepalen of sprake is van een statistisch significant verschil )

Interpretatie indicator

Voor de uitvoering van euthanasie hebben de KNMG en KNMP in 2012 richtlijnen gepubliceerd. Geadviseerd wordt de patiënt eerst in coma te brengen met een barbituraat of propofol, en vervolgens een spierverslappend middel toe te dienen. Het gebruik van benzodiazepinen of morfine wordt ontraden omdat deze niet altijd het gewenste effect van coma of overlijden hebben. Daarnaast kan het langer duren voor het gewenste effect optreedt met bijwerkingen zoals ernstige verwarring of spiertrekkingen (myoclonieën Onvrijwillige samentrekking van spieren (Onvrijwillige samentrekking van spieren)) tot gevolg.

Trend

Sla de grafiek Trend middelen gebruikt bij euthanasie (1995 - 2015) over en ga naar de datatabel

Bron: Sterfgevallenonderzoek, 2015 (ZonMw Nederlandse organisatie voor gezondheidsonderzoek en zorginnovatie (Nederlandse organisatie voor gezondheidsonderzoek en zorginnovatie))

Middelen naar specialisme

Sla de grafiek Middelen gebruikt bij euthanasie 2015 over en ga naar de datatabel

Bron: Sterfgevallenonderzoek, 2015 (ZonMw Nederlandse organisatie voor gezondheidsonderzoek en zorginnovatie (Nederlandse organisatie voor gezondheidsonderzoek en zorginnovatie))

Deze cijfers zijn ook onderdeel van
Staat van Volksgezondheid en Zorg: Kerncijfers voor beleid

Verantwoordingstabel ziekenhuisopnamen astma en COPD

 

Toelichting

Volledige naam indicator

Percentage gevallen van euthanasie met morfine en/of benzodiazepinen

Bron

Sterfgevallenonderzoek, 2015 (ZonMw); onderdeel van de evaluatie van de Wet toetsing levensbeëindiging op verzoek en hulp bij zelfdoding.

Berekening

Teller: aantal personen  bij wie morfine en/of benzodiazepinen zijn gebruikt bij euthanasie, eventueel in combinatie met andere middelen, maar zonder spierverslappers en barbituraten.

Noemer: aantal personen bij wie euthanasie is uitgevoerd.

Interpretatie

Voor de uitvoering van euthanasie hebben de KNMG en KNMP in 2012 richtlijnen gepubliceerd. Geadviseerd wordt de patiënt eerst in coma te brengen met een barbituraat of propofol, en vervolgens een spierverslappend middel toe te dienen. Het gebruik van benzodiazepinen of morfine wordt ontraden omdat deze niet altijd het gewenste effect van coma of overlijden hebben. Daarnaast kan het langer duren voor het gewenste effect optreedt met bijwerkingen zoals ernstige verwarring of spiertrekkingen (myoclonieën Onvrijwillige samentrekking van spieren (Onvrijwillige samentrekking van spieren)) tot gevolg.

Methode

In het sterfgevallenonderzoek werd door middel van een steekproef onder behandelend artsen van overleden personen, een vragenlijst ingevuld. Het aantal sterfgevallen waarover gerapporteerd werd varieerde in de onderzoeksjaren van ruim 5.000 tot bijna 10.000; in 2015 ging het om 7.661 sterfgevallen.

Aan de hand van twee vragen over levensbeëindigend handelen werd door de onderzoekers vastgesteld of sprake was van euthanasie:

  1. Was het overlijden het gevolg van het gebruik van een middel dat door u of een andere arts werd voorgeschreven, verstrekt of toegediend met het uitdrukkelijke doel het levenseinde te bespoedigen (of de patiënt zelf in staat te stellen het leven te beëindigen)?
  2. Is de beslissing over de (laatstgenoemde) handelwijze op grond van een uitdrukkelijk verzoek van de patiënt genomen?

Als een arts beide vragen met ‘ja’ beantwoordde, werd het handelen geclassificeerd als euthanasie indien een ander dan de patiënt het middel had toegediend (eventueel samen met de patiënt).

Om de resultaten representatief te maken voor alle sterfgevallen in Nederland, zijn bij de analyse wegingsfactoren toegekend aan de sterfgevallen waarover een vragenlijst was ingevuld.

Extra toelichting

Geen van de artsen die morfine of benzodiazepinen hadden gebruikt, omschreven dit handelen zelf als euthanasie (terwijl het gebruik van de middelen het uitdrukkelijke doel had het levenseinde te bespoedigen en dit een uitdrukkelijk verzoek was van de patiënt). Uit nadere analyse komt naar voren dat artsen het handelen bij patiënten die nog maar een korte levensverwachting Het gemiddeld aantal nog te verwachten levensjaren op een bepaalde leeftijd. (Het gemiddeld aantal nog te verwachten levensjaren op een bepaalde leeftijd. ) hebben (1-7 dagen) niet omschrijven als euthanasie maar als palliatieve of terminale sedatie Overbeek et al. 2021Overbeek, A., van de Wetering, V. E., van Delden, J. J. M., Mevis, P. A. M., Onwuteaka-Philipsen, B. D., Postma, L., Rietjens, J. A. C., van der Heide, A., Classification of end-of-life decisions by Dutch physicians: findings from a cross-sectional survey (2021).

Voor deze indicator betekent dit dat deze indicator meet of artsen handelen volgens de richtlijn, maar dat in de praktijk artsen een eigen invulling geven aan de richtlijn. Op dit moment (zomer 2021) wordt de KNMG-KNMP Richtlijn ‘Uitvoering euthanasie en hulp bij zelfdoding’ getoetst een statistische toets is uitgevoerd om te bepalen of sprake is van een statistisch significant verschil (een statistische toets is uitgevoerd om te bepalen of sprake is van een statistisch significant verschil ) aan de laatste wetenschappelijke en professionele inzichten.

Toelichting bij de referentiewaarde

Gebruik van alleen morfine, al dan niet in combinatie met benzodiazepinen, wordt ontraden door KNMG

Jaar

2015 (nieuwe cijfers verwacht in 2022).

Literatuur Van der Heide et al. 2012Van der Heide, A., Brinkman-Stoppelenburg, A., van Delden, H., Onwuteaka-Philipsen, B., Euthanasie en andere medische beslissingen rond het levenseinde. Sterfgevallenonderzoek 2010., Den Haag (2012)KNMG & KNMP 2012KNMG, KNMP, KNMG/KNMP Richtlijn uitvoering euthanasie en hulp bij zelfdoding, Den Haag (2012)Onwuteaka-Philipsen et al. 2007Onwuteaka-Philipsen, B. D., Gevers, J. K. M., van der Heide, A., van Delden, J. J. M., Pasman, H. R. W., Rietjens, J. A. C., Rurup, M. L., Buiting, H. M., Hanssen-de Wolf, J. E., Janssen, A. G. J. M., van der Maas, P.J., Evaluatie Wet toetsing levensbeëindiging op verzoek en hulp bij zelfdoding, Den Haag (2007)Onwuteaka-Philipsen et al. 2017Onwuteaka-Philipsen, B. D., Legemaate, J., van der Heide, A., van Delden, H., Evenblij, K., Hammoud, EI., Pasman, R., Ploem, C., Pronk, R., van der Vathorst, S., Willems, D., Derde evaluatie Wet toetsing levensbeëindiging op verzoek en hulp bij zelfdoding, Den Haag (2017)Overbeek et al. 2021Overbeek, A., van de Wetering, V. E., van Delden, J. J. M., Mevis, P. A. M., Onwuteaka-Philipsen, B. D., Postma, L., Rietjens, J. A. C., van der Heide, A., Classification of end-of-life decisions by Dutch physicians: findings from a cross-sectional survey (2021)