Percentage gevallen van euthanasie waarbij spierverslappers zijn gebruikt

Indicatorwaarde

Percentage

79,0

Verslagjaar: 2021

Trend

7-jarige trend
2015   
2021

Stabiele trend

Interpretatie indicator

De richtlijn voor uitvoering van euthanasie en hulp bij zelfdoding adviseert de patiënt eerst in coma te brengen met thiopental of propofol. Nadat de arts heeft vastgesteld dat er sprake is van adequate bewustzijnsverlaging moet altijd een spierverslappend middel worden toegediend (KNMG/KNMP, 2021).  

Morfine is ongeschikt om het leven op zorgvuldige wijze opzettelijk te beëindigen omdat dit vaak niet het beoogde effect heeft (KNMG, 2023). Morfine kan wel sufheid veroorzaken, maar niet altijd bewustzijnsverlies. Daarnaast kan morfine bijwerkingen zoals delier Verwardheid (Verwardheid) of myoclonieën Onvrijwillige samentrekking van spieren (Onvrijwillige samentrekking van spieren) veroorzaken (KNMG, 2009). Benzodiazepinen kunnen worden gebruikt als premedicatie om de patiënt in lichte slaaptoestand te brengen, echter hierna dient altijd de reguliere methode van euthanasie te worden gevolgd om het levenseinde tot stand te brengen (KNMG/KNMP, 2021).

Trend

Sla de grafiek Trend middelen gebruikt bij euthanasie over en ga naar de datatabel

Bron: Wet toetsing levensbeëindiging op verzoek en hulp bij zelfdoding, Vierde evaluatie (ZonMw, 2023)

Spierverslappers: alle combinaties van middelen waarbij ook een spierverslapper is gebruikt.
Barbituraten: alle combinaties van middelen waarbij barbituraten zijn gebruikt, maar exclusief spierverslappers.
Morfine: alle combinaties van middelen waarbij morfine is gebruikt, maar exclusief spierverslappers en barbituraten.
Bennzodiazepinen: alle combinaties van middelen waarbij benzodiazepinen zijn gebruikt, maar exclusief spierverslappers, barbituraten en morfine.

 

 

Middelen naar specialisme

Sla de grafiek Middelen gebruikt bij euthanasie 2021 over en ga naar de datatabel

Bron: Wet toetsing levensbeëindiging op verzoek en hulp bij zelfdoding, Vierde evaluatie (ZonMw, 2023)

Spierverslappers: alle combinaties van middelen waarbij ook een spierverslapper is gebruikt.
Barbituraten: alle combinaties van middelen waarbij barbituraten zijn gebruikt, maar exclusief spierverslappers.
Morfine: alle combinaties van middelen waarbij morfine is gebruikt, maar exclusief spierverslappers en barbituraten.
Bennzodiazepinen: alle combinaties van middelen waarbij benzodiazepinen zijn gebruikt, maar exclusief spierverslappers, barbituraten en morfine.

Percentage gevallen van euthanasie volgens de richtlijn

 

Toelichting

Berekening

Teller: aantal personen bij wie is gehandeld volgens de richtlijn bij het uitvoeren van euthanasie. Volgens de richtlijn moeten altijd spierverslappers worden gebruikt, eventueel in combinatie met andere middelen.

Noemer: aantal personen bij wie euthanasie is uitgevoerd.

Methode

In het sterfgevallenonderzoek werd door middel van een steekproef onder behandelend artsen van overleden personen, een vragenlijst ingevuld. De respons voor 2021 betrof 21%. Het aantal sterfgevallen waarover gerapporteerd werd varieerde in de onderzoeksjaren van ruim 5.000 tot bijna 10.000; in 2021 ging het om 8.720 sterfgevallen. 

Aan de hand van twee vragen over levensbeëindigend handelen werd door de onderzoekers vastgesteld of sprake was van euthanasie:

Was het overlijden het gevolg van het gebruik van een middel dat door u of een andere arts werd voorgeschreven, verstrekt of toegediend met het uitdrukkelijke doel het levenseinde te bespoedigen (of de patiënt zelf in staat te stellen het leven te beëindigen)?
Is de beslissing over de (laatstgenoemde) handelwijze op grond van een uitdrukkelijk verzoek van de patiënt genomen?
Als een arts beide vragen met ‘ja’ beantwoordde, werd het handelen geclassificeerd als euthanasie indien een ander dan de patiënt het middel had toegediend (eventueel samen met de patiënt).

Om de resultaten representatief te maken voor alle sterfgevallen in Nederland, zijn bij de analyse wegingsfactoren toegekend aan de sterfgevallen waarover een vragenlijst was ingevuld.

Extra toelichting

Hoe artsen zelf hun handelen benoemen, hangt samen met de middelen die ze voor de euthanasie gebruikten. Bij het gebruik van spierverslappers vonden ze altijd hun handelen het beste te omschrijven met de term ‘euthanasie’. Bij toediening van barbituraten gold dit voor 87%, terwijl bij morfine of benzodiazepinen slechts 3% de term euthanasie het meest passend vond.

In 86% van de euthanasiegevallen vonden artsen zelf ook de term euthanasie of hulp bij zelfdoding het meest passend; in andere gevallen neigden ze vaak naar de term palliatieve sedatie.

Uit nader onderzoek onder artsen die deelnamen aan de derde ronde van het onderzoek, blijkt dat artsen het handelen bij patiënten die nog maar een korte levensverwachting Het gemiddeld aantal nog te verwachten levensjaren op een bepaalde leeftijd. (Het gemiddeld aantal nog te verwachten levensjaren op een bepaalde leeftijd. ) hebben (1-7 dagen) niet omschrijven als euthanasie maar als palliatieve of terminale sedatie (Overbeek et al. 2021).

Literatuur KNMG/KNMP, 2021KNMG, 2023Overbeek et al. 2021

  • S. Brukx (RIVM Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu (Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu))
  • R. Gijsen (RIVM)
  • C. Hendriks (RIVM)