Percentage pasgeborenen met een zeldzame ernstige aandoening dat is opgespoord middels het programma 'neonatale hielprikscreening’
Indicatorwaarde
Percentage
98,1
Verslagjaar: 2019
Trend
3-jarige trend
2017 | 2019 |
Stabiele trend; niet getoetst er is geen statistische toets uitgevoerd om te bepalen of sprake is van een statistisch significant verschil
Interpretatie indicator
De hielprik wordt gebruikt om een aantal zeldzame erfelijke aandoeningen op te sporen. Door een vroege opsporing kan zeer ernstige schade aan de lichamelijke en geestelijke ontwikkeling van een kind worden voorkomen of beperkt. De hielprik wordt daarom in de eerste week na de geboorte afgenomen door een medewerker van de thuiszorg, GGD Gemeentelijke of Gemeenschappelijke Gezondheidsdienst
of verloskundige.
Sinds de start van de hielprikscreening wordt het aantal aandoeningen waarop gescreend wordt steeds uitgebreid. Tussen 2011 - 2016 werd gescreend op 17-18 aandoeningen. In 2017-2018 waren dit er 19 en vanaf 2019 zijn dit er 22. Per 1 oktober 2020 wordt gescreend op 23 aandoeningen. Het streven is om alle pasgeborenen met een zeldzame ernstige aandoening waarop gescreend wordt, op te sporen.
Trend
Sla de grafiek Trend aandoeningen opgespoord met hielprik 2002-2019 over en ga naar de datatabelBron: Monitor van de neonatale hielprikscreening
- AGS Adrenogenitaal syndroom: adrenogenitaal syndroom
- CF: cystische fibrose (taaislijmziekte)
- CH: congenitale hypothyreoïdie
- HbP: hemoglobinopathieën
Deze cijfers zijn ook onderdeel van:
- Staat van Volksgezondheid en Zorg: kerncijfers voor beleid
- Onderwerp: bevolkingsonderzoek
- Onderwerp: zorg rond de geboorte
Verantwoordingstabel Hielprikscreening: opgespoorde aandoeningen
|
Toelichting |
---|---|
Volledige naam indicator |
Percentage pasgeborenen met een zeldzame ernstige aandoening dat is opgespoord middels het programma 'neonatale hielprikscreening’ |
Bron |
|
Berekening |
Teller: aantal pasgeborenen met een zeldzame ernstige aandoening dat is opgespoord middels het programma 'neonatale hielprikscreening’. |
Interpretatie |
De hielprik wordt gebruikt om een aantal zeldzame erfelijke aandoeningen op te sporen. Door een vroege opsporing kan zeer ernstige schade aan de lichamelijke en geestelijke ontwikkeling van een kind worden voorkomen of beperkt. De hielprik wordt daarom in de eerste week na de geboorte afgenomen door een medewerker van de thuiszorg, GGD Gemeentelijke of Gemeenschappelijke Gezondheidsdienst
of verloskundige. Sinds de start van de hielprikscreening wordt het aantal aandoeningen waarop gescreend wordt steeds uitgebreid. Tussen 2011 - 2016 werd gescreend op 17-18 aandoeningen. In 2017-2018 waren dit er 19 en vanaf 2019 zijn dit er 22. Per 1 oktober 2020 wordt gescreend op 23 aandoeningen. |
Toelichting bij de referentiewaarde |
Streven is alle pasgeborenen met een zeldzame ernstige aandoening waarop gescreend wordt, op te sporen. |
Jaar |
2019 |