Doodsoorzakenstatistiek
Volledigheid
De Doodsoorzakenstatistiek omvat alle overledenen die op het moment van overlijden in de Basisregistratie Personen (BRP) zijn opgenomen en inwoner van Nederland zijn (ingezetenen). In principe moet iedereen met een verwachte vestigingsduur van tenminste vier maanden in Nederland, zich laten opnemen in de basisadministratie van de gemeente waar men woont (woongemeente).
Sommige mensen die langere tijd in Nederland verblijven, zijn niet in de BRP opgenomen, waardoor ze na overlijden ook niet worden opgenomen in de reguliere statistieken. Het gaat met name om dak- en thuislozen, (arbeids)migranten die zich (nog) niet hebben ingeschreven, mensen die verblijven in een recreatiewoning en zich niet willen of kunnen inschrijven, asielzoeker die korter dan 6 maanden in de opvang verblijven en nog geen verblijfsvergunning hebben gekregen en mensen die uitgeschreven zijn uit de BRP met als reden ‘verblijfplaats onbekend’. Gemeenten zijn sinds 1 januari 2022 wel verplicht om mensen die dakloos zijn en mensen die langer dan vier maanden in Nederland verblijven in te schrijven op een briefadres. Dat wordt echter nog niet altijd opgevolgd.
Voor elke in Nederland overleden persoon vult de schouwend arts in principe een doodsoorzakenformulier in, ongeacht de vraag of de overledene in de BRP-registratie is opgenomen. Het CBS verwerkt al deze formulieren. Voor de meeste statistieken die het CBS publiceert, is de BRP-registratie echter de basis van de populatie. Hierin zijn overlijdens van personen uit bovengenoemde groepen dus niet zichtbaar. In statistieken over specifieke onderwerpen, bijvoorbeeld verdrinking of verkeersdoden, worden de groepen die niet in BRP zijn opgenomen, wél meegenomen. De reden is dat het bij het beoordelen of maatregelen nodig zijn (bijvoorbeeld veiliger maken van een gevaarlijk kruispunt) het niet van belang is dat het om niet-ingezetenen ging.
Van de Nederlanders die in het buitenland zijn overleden, ontvangt het CBS slechts zelden een doodsoorzaakverklaring. In bijvoorbeeld 2023 overleed 2,3% van alle mensen in het buitenland, zonder dat van hen een doodsoorzakenverklaring werd ontvangen. De overledenen van wie het CBS geen doodsoorzaakverklaring heeft ontvangen, worden geregistreerd onder de doodsoorzaak “Overige slecht omschreven en niet gespecificeerde oorzaken van sterfte” (ICD-10 (International Classification of Diseases, tenth revision) code R99). Jaarlijks wordt vastgelegd aan welk deel van de BRP-sterfterecords een doodsoorzaakverklaring kan worden gekoppeld. Cijfers over het aantal overledenen naar doodsoorzaak worden pas gepubliceerd als de som van het aantal in Nederland overleden personen van wie een formulier is ontvangen én het aantal in het buitenland overleden personen van wie geen formulier is ontvangen, gedeeld door het totaal aantal overledenen minimaal 95% is. In 2023 was dit 97,8% (CBS, 2025).
Validiteit
De schouwend arts (vaak de behandelend arts, diens waarnemer of forensisch arts) registreert alle oorzaken die hebben bijgedragen aan het overlijden op een doodsoorzaakverklaring. Daarbij wordt het overlijden als eindstadium gezien van een causale keten van pathologische verschijnselen. De arts zet de oorzaken van het overlijden in de juiste volgorde (in een causale keten) op de doodsoorzaakverklaring. Daarnaast kunnen bijdragende doodsoorzaken worden geregistreerd. De bepaling van de onderliggende doodsoorzaak (De ziekte of de gebeurtenis die aan de basis ligt van een aaneenschakeling van gebeurtenissen die tot de dood leidt. ) door het CBS (Centraal Bureau voor de Statistiek) gebeurt volgens WHO-richtlijnen.
Doodsoorzaken krijgen codes toegewezen afkomstig uit de internationaal toegepaste codelijst, de International Statistical Classification of Diseases and Related Health Problems (ICD (International Classification of Diseases)) van de World Health Organisation (WHO) (vanaf 1996 de tiende revisie, ICD-10 (International Classification of Diseases, tenth revision)). Met behulp van codeersoftware Iris wordt conform WHO-richtlijnen uit alle op een doodsoorzaakverklaring vermelde doodsoorzaken één onderliggende doodsoorzaak per sterfgeval geselecteerd voor de publicatie van de doodsoorzakenstatistiek. Een onderliggende doodsoorzaak is gedefinieerd als (a) de ziekte of aandoening waarmee de reeks van gebeurtenissen die uiteindelijk het overlijden van de persoon veroorzaakte een aanvang nam of (b) de omstandigheden van het ongeval of geweld dat het letsel waardoor de persoon overleed veroorzaakte. Ongeveer 60% van de natuurlijke doodsoorzaken in het jaarbestand wordt door de Iris software automatisch gecodeerd. Het resterende gedeelte van het bestand, alsmede de niet-natuurlijke doodsoorzaken en de maternale en perinatale sterfgevallen, worden handmatig gecodeerd. Het automatisch coderen van doodsoorzaken leidt tot een betere internationale vergelijkbaarheid en reproduceerbaarheid van de gegevens.
Uit onderzoek blijkt dat het voor schouwend artsen lastig kan zijn om de oorzaken in de juiste volgorde te zetten. Dit heeft te maken met de complexiteit bij sommige ziektebeelden. Daardoor wordt de aandoening die aan het overlijden ten grondslag lag, niet altijd als onderliggende doodsoorzaak geregistreerd (van den Tweel et al., 2018 (van den Tweel, J., Harteloh, P. P. M., de Leeuw, PW., Onderzoek b-formulieren laat verontrustend beeld zien. Doodsoorzaak vaak fout ingevuld: hoe kan het beter? (2018)); Harteloh & Boukema, 2018 (Harteloh, P. P. M., Boukema, Dementie als doodsoorzaak. Het perspectief van de specialist oudergeneeskunde onderzocht (2018)); Dekkers & Groenwold, 2024 (Dekkers, Groenwold, RH. H., Doodsoorzaken: de onzekerheid achter de cijfers (2024))). Soms kan de classificatiesoftware (Iris) de volgorde van oorzaken wijzigen, soms blijft de volgorde zoals door de schouwend arts is geregistreerd, en soms wordt de codering van Iris juist weer handmatig door CBS-codeurs gewijzigd. Al met al is een deel van de doodsoorzaken in de doodsoorzakenstatistiek geen onderliggende doodsoorzaak, maar bijvoorbeeld een complicatie of bijkomende aandoening.
Met postmortale diagnostiek kunnen aanvullende medische gegevens verkregen worden. Twee vormen zijn obductie, bestaande uit uitwendig en inwendig onderzoek na het overlijden door een patholoog, en postmortaal beeldvormend onderzoek. Uit verschillende studies blijkt dat na postmortale diagnostiek regelmatig (30% of vaker) een andere doodsoorzaak wordt aangemerkt als onderliggende doodsoorzaak dan geregistreerd door een schouwend arts (Roulsen et al., 2005 (Roulsen, Benbow, Hastleton, Discrepancies between clinical and autopsy diagnosis and the value of post mortem histology; a meta-analysis and review (2005)); van der Valk, 2020 (van der Valk, Minimaal invasieve obductie. De meerwaarde van postmortaal radiologisch onderzoek. (2020)); Mentink et al., 2024 (Mentink, Latten, Bakers, Mihl, Benali, Nelemans, Efficacy of postmortem CT and tissue sampling in establishing the cause of death in clinical practice (2024))). Toch heeft postmortale diagnostiek ook grote nadelen: bij oudere patiënten met multimorbiditeit geeft het slechts beperkte zekerheid, het kost tijd en geld, en het kan emotioneel belastend zijn voor nabestaanden. Het wordt daarom niet frequent uitgevoerd (Dekkers & Groenwold, 2024 (Dekkers, Groenwold, RH. H., Doodsoorzaken: de onzekerheid achter de cijfers (2024))).
Voor sommige specifieke situaties gelden speciale instructies. Bij het interpreteren van cijfers uit de doodsoorzakenstatistiek is het goed om daar rekening mee te houden. Zo moet bij overlijden na een val, de val als onderliggende doodsoorzaak worden geregistreerd. De behandelend arts merkt een val bij ouderen echter vaak aan als complicatie van ziekte, bijvoorbeeld van dementie. Bij overlijden na verslikking bij patiënten met bijvoorbeeld dementie of de ziekte van Parkinson moet de onderliggende ziekte als doodsoorzaak worden geregistreerd, omdat verslikking gezien wordt als complicatie van de ziekte (vanwege een verstoorde slikfunctie). Overlijden na een medische ingreep die correct werd uitgevoerd, wordt beschouwd als complicatie, en niet als niet-natuurlijke doodsoorzaak (Van Dingenen, 2018; Damhuis-Veen et al., 2024 (Damhuis-Veen, Smit, R. B. J., Heuts, Helle, Het vaststellen van de dood en doodsoorzaak (2024))).
Trendbreuken
De statistiek van de sterfte en van de doodsoorzaken is vanaf 1901 samengesteld door het CBS (Centraal Bureau voor de Statistiek). Vanaf 1903 werden doodsoorzaak ingedeeld volgens de eerste internationale classificatie. Sindsdien zijn er verschillende herzieningen geweest van de classificatie, de laatste in 1991. De volgende herziening, de ICD (International Classification of Diseases)-11 is formeel vastgesteld in 2019. De implementatie hiervan voor de doodsoorzakenstatistiek is nog volop in ontwikkeling). In 2013 heeft een ingrijpende verandering plaatsgevonden, doordat het CBS is overgegaan op het automatisch coderen van doodsoorzaken met Iris. De gevolgen van deze veranderingen voor trends in doodsoorzaken is goed gedocumenteerd (Harteloh, 2017 (Harteloh, P. P. M., Veranderingen in de doodsoorzakenstatistiek door automatisch coderen (2017)); Harteloh, 2017 (Harteloh, P. P. M., De gevolgen van automatisch coderen voor de doodsoorzakenstatistiek (2017));Harteloh, 2017 (Harteloh, P. P. M., Veranderingen in de doodsoorzakenstatistiek 2013–2015, Den Haag (2017))).