Foetale, neonatale en perinatale sterfte naar opleiding moeder
Sla de grafiek Foetale, neonatale en perinatale sterfte naar opleiding moeder 2017-2021 over en ga naar de datatabelBron: CBS-microdata, Perined 2017-2021 gekoppeld binnen DIAPER
- De labels van de opleidingstypen vermelden de grootste opleidingsgroepen. Zie de toelichting op opleidingstypen voor meer informatie.
Meer perinatale sterfte bij kinderen van moeders met basisonderwijs of een vmbo- of mbo1-opleiding
Bovenstaande grafiek presenteert gemiddelde cijfers over 2017 tot en met 2021 voor de perinatale sterfte (Perinatale sterfte: De som van doodgeboorte en vroegneonatale sterfte (sterfte in de eerste 7 dagen) of neonatale sterfte (sterfte in de eerste 28 dagen). De perinatale sterfte wordt uitgedrukt per 1.000 levend- en doodgeborenen. ) naar hoogst behaalde opleidingsniveau van de moeder, ongeacht de leeftijd van de moeder. Bij perinatale sterfte gaat het om sterfte vóór of tijdens de geboorte of in de eerste 28 dagen na de geboorte na een zwangerschapsduur van 24 weken of meer. Zowel eenlingen als meerlingen zijn meegenomen en vanwege het relatief kleine aantal sterfgevallen zijn de jaren 2017 tot en met 2021 samengenomen. De perinatale sterfte verschilt per opleidingstype. De verschillen zijn statistisch getoetst. Resultaten van deze toetsing zijn:
- De perinatale sterfte bij kinderen van moeders met basisonderwijs of een vmbo- of mbo1-opleiding is hoger dan bij kinderen van hbo of universitair geschoolde moeders en ook hoger dan bij kinderen van moeders met een havo-, vwo- of mbo2-4-opleiding.
- De perinatale sterfte bij kinderen van moeders met een havo-, vwo- of mbo2-4-opleiding is ook hoger dan bij kinderen van hbo of universitair geschoolde moeders.
Zowel foetale als neonatale sterfte hoger bij kinderen van moeders met basisonderwijs of een vmbo- of mbo1-opleiding
Als naar foetale sterfte (tijdens de zwangerschap of tijdens de geboorte) en neonatale sterfte (Aantal overledenen in de eerste vier levensweken. Als afzonderlijke maat, wordt deze sterftemaat uitgedrukt per 1.000 levendgeborenen. Wanneer neonatale sterfte als onderdeel van perinatale sterfte wordt weergegeven, wordt deze uitgedrukt per 1.000 levend- en doodgeborenen. ) (in de eerste 28 dagen na de geboorte) afzonderlijk wordt gekeken dan levert dit hetzelfde beeld op:
- Zowel de foetale als de neonatale sterfte in 2017 tot en met 2021 bij kinderen van moeders met basisonderwijs of een vmbo- of mbo1-opleiding is hoger dan bij kinderen van hbo of universitair geschoolde moeders en ook hoger dan bij kinderen van moeders met een havo-, vwo- of mbo2-4-opleiding.
- De foetale en neonatale sterfte bij kinderen van moeders met een afgeronde havo-, vwo- of mbo2-4-opleiding is ook hoger dan bij kinderen van hbo of universitair geschoolde moeders.
Als alleen naar eenlingzwangerschappen gekeken wordt, worden de verschillen tussen kinderen van moeders met verschillende opleidingsniveaus groter na correctie voor leeftijd en pariteit (het aantal keer dat een vrouw bevallen is). Verschillen in meerlingzwangerschappen, leeftijdsverdeling en pariteit van zwangeren tussen de opleidingsgroepen kunnen de gevonden verschillen dus niet verklaren. Andere factoren die een rol kunnen spelen zijn bijvoorbeeld: verschillen in leefstijl, leefomgeving en in geleverde en ontvangen zorg. Deze factoren hangen net als opleidingsniveau vaak samen met verschillen in inkomen (zie ook Sterfte rond de geboorte naar inkomen) (Goldenberg et al., 2008 (Goldenberg, R. L., Culhane, JF., Lams, J. D., Romero, R, Epidemiology and causes of preterm birth (2008)); Vogel et al., 2018 (Vogel, Chawanpaiboon, Moller, Watananirun, Bonet, Lumbiganon, P., The global epidemiology of preterm birth (2018)); Posthumus et al., 2016 (Posthumus, AG., Borsboom, GJ., Poeran, J, Steegers, EA. P., Bonsel, GJ., Geographical, Ethnic and Socio-Economic Differences in Utilization of Obstetric Care in the Netherlands. (2016))). In 2026 verschijnt een publicatie van het RIVM (Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu) waarin dieper wordt in gegaan op mogelijke verklaringen.
- G.C. Crone (RIVM (Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu))
- M.M. Harbers, red. (RIVM)
- In samenwerking met experts betrokken bij de Monitoringsfunctie Eerste Duizend Dagen