Analyses verschillen naar opleidingsniveau en huishoudinkomen
Studiepopulatie
In de analyses zijn alleen geboortes beschouwd waarvan gegevens over de geboortezorg geregistreerd zijn in Perined. Ter vergelijking, het aantal geboortes in 2017 tot en met 2021 was volgens StatLine - Geboorte; kerncijfers, 1950-2022 858.638 (levend- en doodgeborenen na een zwangerschap van 24 weken of meer) en volgens de Peristat.nl database van Perined 829.165. Voor het onderzoek zijn de gegevens van kinderen en moeders uit de Perined-registratie gekoppeld aan CBS microdata. Niet alle kinderen en moeders konden gekoppeld worden op basis van de beschikbare gegevens. De studiepopulatie bestond uiteindelijk uit 816.824 levend- en doodgeborenen.
Van de onderzochte geboorteuitkomsten was alleen het geboortegewicht niet voor alle geborenen bekend. Dit was bij 0,5% van de geborenen in de studiepopulatie. Het percentage laag geboortegewicht en Big2 is enkel berekend op basis van de kinderen van wie het geboortegewicht bekend is.
Er is gekeken naar hoogst behaalde opleiding en huishoudinkomen van de moeder. Bij moeders die nog een opleiding volgen, wordt de opleiding die zij op dat moment volgen niet meegenomen. Degenen die nog een opleiding volgen vallen relatief vaak in de laagste inkomensgroep. Beide aspecten hebben voornamelijk betrekking op moeders onder de 25 jaar. Jonge zwangeren hebben hierdoor relatief minder vaak een hoog opleidingsniveau en een hoog huishoudinkomen en vaker een laag opleidingsniveau en laag huishoudinkomen. In 2021 was volgens CBS Statline bij ongeveer 7 % van de geboren kinderen de moeder jonger dan 25 jaar.
Toetsing verschillen
De verschillen tussen opleidings- en inkomensgroepen zijn getoetst (een statistische toets is uitgevoerd om te bepalen of sprake is van een statistisch significant verschil ) op significantie met een logistische regressie analyse, met respectievelijk opleiding dan wel inkomen als onafhankelijke variabele. Ook zijn de verschillen tussen de opleidings- en inkomensgroepen paarsgewijs getoetst met een Tukey toets. In de teksten zijn alleen die verschillen genoemd die volgens zowel de logistische regressie als de Tukey toets significant zijn.
De leeftijd van alle moeders in de onderzoekspopulatie was bekend. Het huishoudinkomen was van 1,4% van de moeders onbekend. Deze missings zijn niet meegenomen in de toetsing van de verschillen bij de uitsplitsing naar huishoudinkomen.
Aparte categorie voor opleiding onbekend
In 2017 tot en met 2021 was het hoogst behaalde opleidingsniveau van de moeders van 11,3% van de geborenen in de onderzoekspopulatie niet bekend. Voor deze groep hebben we een aparte categorie gemaakt en meegenomen in de toetsing.
De groep moeders waarvan niet bekend is wat het niveau is van de hoogst behaalde opleiding, is ouder dan de gemiddelde zwangere in Nederland. De huishoudinkomens zijn gelijkmatig verdeeld waarbij de laagste en de hoogste inkomensklassen de grootste groepen zijn. Van 9% van de moeders in de onderzoekspopulatie met opleidingsniveau onbekend is het huishoudinkomen niet bekend. Voor moeders met onbekende opleiding is dus relatief vaker niet bekend wat het inkomen is, want van de hele studiepopulatie is maar van 1,4% niet bekend wat het inkomen is.
Het percentage vroeggeboorte voor 37+0 weken was in de groep met onbekende opleiding lager dan gemiddeld. Het percentage met een laag geboortegewicht voor de duur van de zwangerschap en Big2 was in de groep met onbekend opleidingsniveau hoger dan gemiddeld. De foetale en neonatale sterfte (Aantal overledenen in de eerste vier levensweken. Als afzonderlijke maat, wordt deze sterftemaat uitgedrukt per 1.000 levendgeborenen. Wanneer neonatale sterfte als onderdeel van perinatale sterfte wordt weergegeven, wordt deze uitgedrukt per 1.000 levend- en doodgeborenen. ) van kinderen van wie het opleidingsniveau van de moeder niet bekend is, was hoger dan bij kinderen van moeders met een hbo- of wo-diploma en lager dan bij kinderen van moeders met een- havo, vwo- en mbo2-4-diploma.