Zorgprevalentie
Sla de grafiek Zorgprevalentie multimorbiditeit 2023 over en ga naar de datatabelBron: Nivel Zorgregistraties Eerste Lijn
- Zorgprevalentie is hier gedefinieerd als het percentage mensen dat ten minste eenmaal contact heeft gehad met de huisartsenpraktijk voor twee of meer chronische aandoeningen (multimorbiditeit).
5,9 miljoen mensen met twee of meer chronische aandoeningen
Op 1 januari 2023 hadden 5,9 miljoen mensen in Nederland twee of meer chronische aandoeningen (multimorbiditeit). Dit komt overeen met 33% van de totale Nederlandse bevolking en met 55% van de mensen met ten minste één chronische ziekte (niet in grafiek). Een ‘chronische aandoening’ is hier gedefinieerd als een aandoening waarbij over het algemeen geen uitzicht is op volledig herstel.
Niet alle mensen met multimorbiditeit hebben jaarlijks contact met de huisartsenpraktijk. In heel 2023 hadden bijna 2 miljoen mensen (11% van de Nederlandse bevolking) ten minste eenmaal contact met de huisartsenpraktijk voor multimorbiditeit (zorgprevalentie).
De schatting is gebaseerd op een selectie van 109 door chronische aandoeningen (zie Methoden). De diagnose kan gesteld zijn door de huisarts zelf of kan zijn overgenomen van een andere zorgverlener.
Aantal mensen met multimorbiditeit neemt sterk toe vanaf 40 jaar
Bij mensen die jonger zijn dan 40 jaar komt multimorbiditeit relatief minder voor, maar het percentage mensen met multimorbiditeit is ook in deze leeftijdsgroep nog altijd gemiddeld 14% (niet in grafiek). Vanaf de leeftijd van 40 jaar neemt de prevalentie (Het aantal gevallen of personen met een bepaalde ziekte op een bepaald moment (punt-prevalentie), ooit in het leven (lifetime prevalentie) of in een bepaalde periode, bijvoorbeeld per jaar (periode-prevalentie), absoluut of relatief.) sterk toe. Van de mensen van 75 jaar en ouder heeft 86% meer dan één chronische aandoening (niet in grafiek).
45% van de mensen van 75 jaar en ouder heeft in 2023 ten minste eenmaal contact gehad met de huisartsenpraktijk voor twee of meer chronische aandoeningen (zorgprevalentie). Voor personen jonger dan 40 jaar ligt dit percentage gemiddeld op 1% (niet in grafiek).
Meer vrouwen dan mannen met multimorbiditeit
Er zijn meer vrouwen met multimorbiditeit dan mannen, zowel relatief (36% van de vrouwen en 30% van de mannen) als absoluut (3,2 miljoen vrouwen en 2,7 miljoen mannen) (niet in grafiek). In de leeftijdsgroepen van 0 tot en met 19 jaar zijn er relatief meer jongens dan meiden met multimorbiditeit. In de leeftijdsgroepen van 20 jaar en ouder zijn er juist relatief meer vrouwen dan mannen met multimorbiditeit.
Absolute zorgprevalentie
Sla de grafiek Zorgprevalentie multimorbiditeit 2011-2023 over en ga naar de datatabelBron: Nivel Zorgregistraties Eerste Lijn
- Zorgprevalentie is hier gedefinieerd als het percentage mensen dat ten minste eenmaal contact heeft gehad met de huisartsenpraktijk voor twee of meer chronische aandoeningen (multimorbiditeit).
Relatieve zorgprevalentie
Sla de grafiek Zorgprevalentie multimorbiditeit 2011-2023 over en ga naar de datatabelBron: Nivel Zorgregistraties Eerste Lijn
- Zorgprevalentie is hier gedefinieerd als het percentage mensen dat ten minste eenmaal contact heeft gehad met de huisartsenpraktijk voor twee of meer chronische aandoeningen (multimorbiditeit).
Toename aantal mensen met multimorbiditeit
Het absolute aantal mensen met twee of meer chronische aandoeningen (multimorbiditeit) is in de periode 2011-2023 toegenomen, van 3,5 miljoen mensen in 2011 tot 5,9 miljoen mensen in 2023. Deze absolute toename is voor een belangrijk deel toe te schrijven aan vergrijzing. Ook na correctie voor veranderingen in de omvang en de leeftijdsopbouw van de bevolking (standaardisatie), is een toename zichtbaar in de periode 2011-2018. Van 2018-2023 is een zeer lichte stijging in het percentage mensen met multimorbiditeit te zien.
Onduidelijk welke aandoeningen stijging veroorzaken
De cijfers over het aantal mensen met multimorbiditeit is gebaseerd op een selectie van 109 door de huisarts geregistreerde chronische aandoeningen (zie Methoden). Doordat bovenstaande cijfers gaan over het totaal van deze 109 aandoeningen, is lastig te zeggen door welke ziekten of aandoeningen de stijging van het aantal mensen met multimorbiditeit komt. Daarnaast zou mogelijk een deel van de geobserveerde toename in de prevalentie (Het aantal gevallen of personen met een bepaalde ziekte op een bepaald moment (punt-prevalentie), ooit in het leven (lifetime prevalentie) of in een bepaalde periode, bijvoorbeeld per jaar (periode-prevalentie), absoluut of relatief.) van multimorbiditeit kunnen worden verklaard door het 'cohort effect' in de studiepopulatie van Nivel Zorgrestistraties Eerste Lijn. Het cohort effect houdt in dat de prevalentie van (chronische) aandoeningen toeneemt wanneer hetzefde cohort (studiepopulatie) over een langere tijd wordt gevolgd. Mensen worden immers ouder en ontwikkelen gedurende de tijd chronische aandoeningen. Een deel van de geobserveerde toename in de jaarprevalentie (Het aantal personen dat een bepaalde ziekte heeft gehad gedurende een bepaald jaar.)(Het aantal personen dat een bepaalde ziekte heeft gehad gedurende een bepaald jaar.) van chronische ziekten kan dus komen door het ‘blijven opvolgen’ van dezelfde populatie over de tijd. Het is ook mogelijk dat door meer screening, bewustwordingscampagnes of betere registratie van bepaalde chronische aandoeningen de prevalentie is toegenomen.
Zorgprevalentie stabiel gebleven
Het absolute aantal mensen dat ten minste eenmaal in het jaar contact heeft gehad met de huisartsenpraktijk voor multimorbiditeit (zorgprevalentie) lag in de periode 2011-2023 vrijwel onveranderd rond de 1,9 miljoen mensen per jaar. Ook gecorrigeerd voor veranderingen in de omvang en de leeftijdsopbouw van de bevolking (standaardisatie), is de zorgprevalentie in deze periode stabiel gebleven.
Staat van Volksgezondheid en Zorg: kerncijfers voor beleid:
- J.W. Vanhommerig (NIVEL (Nederlands Instituut voor Onderzoek van de Gezondheidszorg))
- M.J.J.C. Poos (RIVM (Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu))
- V. Hermans, red. (RIVM)