Een zoönose is een infectieziekte van dier op mens

Een zoönose Een infectieziekte die kan worden overgedragen van dieren op mensen. (Een infectieziekte die kan worden overgedragen van dieren op mensen.) is een infectieziekte die van dier op mensen kan overgaan. Er zijn ongeveer honderd ziekteverwekkers, waarvan ongeveer zeventig procent via dieren op mensen kan worden overgedragen. Zoönosen kunnen veroorzaakt worden door bacteriën, virussen, parasieten en schimmels. Allerlei dieren kunnen ziekteverwekkers bij zich dragen waar mensen ziek van kunnen worden, zoals landbouwhuisdieren (kippen, varkens, koeien, geiten), wilde dieren (hazen, wilde zwijnen) of huisdieren (honden, katten). Bij een zoönose kunnen dieren er soms ook ziek van worden, maar dat hoeft niet. Zo dragen kippen vaak Campylobacter of Salmonella bij zich zonder een enkel ziekteverschijnsel.

Infectieziekten die alleen bij dieren voorkomen, zoals varkenspest, of infectieziekten die van mens op mens worden overgedragen, zoals mazelen, zijn geen zoönosen. Ook infectieziekten die via een insect of teek (vector) van mens op mens worden overgedragen, zoals malaria via de malariamug, worden niet tot de zoönosen gerekend.


Overdracht van dier op mens via diverse routes

Er zijn verschillende manieren waarop iemand een zoönose kan oplopen. De besmetting vindt dus plaats via de orale route, via inademing of via (wondjes op) de huid. De belangrijkste routes zijn:

  • via inname van besmet voedsel (vlees, eieren, melk) of water;
  • via direct contact met geïnfecteerde dieren;
  • via direct contact met besmet dierlijk materiaal (bijvoorbeeld abortusmateriaal of mest;
  • via inademen van dierlijke ziekteverwekkers (bijvoorbeeld stofdeeltjes in stal);
  • via vectoren, zoals muggen of teken.

Lyme wordt overgedragen via een tekenbeet

Teken zijn kleine spinachtige beestjes die van bloed leven. Teken komen in het hele land voor, in bos, park, hei, duinen of in de tuin. Ze zitten in struiken, in (hoog) gras of tussen dode bladeren. Teken kruipen op dieren of mensen en bijten zich vast in de huid. Door het zuigen van bloed zwelt een teek op. De meeste mensen worden gebeten tussen maart en oktober.

De ziekte van Lyme wordt ook wel lymeborreliose genoemd, omdat het veroorzaakt wordt door de borrelia-bacterie. Ongeveer één op de vijf teken is besmet met de lymebacterie. Elk jaar worden meer dan een miljoen mensen door een teek gebeten. De meeste mensen worden daarna niet ziek. Hoe eerder de teek wordt verwijderd, hoe kleiner de kans dat de lymebacterie wordt overgebracht. De gemiddelde kans op de ziekte van Lyme na een tekenbeet wordt geschat op 1-3%.

Het meest voorkomende signaal van de ziekte van Lyme is erythema migrans, een rode of blauwachtige vlek op de plaats van de tekenbeet. De vlek kan ringvormig zijn, maar is dat niet altijd. De vlek verschijnt meestal binnen twee weken na de beet, maar soms pas na drie maanden. Soms raken mensen besmet zonder dat ze een rode ring of vlek hebben gezien. Als de lymebacterie in het lichaam blijft, veroorzaakt hij in eerste instantie griepachtige verschijnselen. Deze klachten ontstaan meestal binnen 3 maanden. Als de ziekte niet wordt opgemerkt, kunnen later neurologische, gewrichts-, huid- of hartklachten ontstaan. De klachten verschillen per persoon. De ziekte van Lyme is te behandelen met antibiotica Antibiotica zijn medicijnen die bacteriën doden of remmen in de groei. Er zijn verschillende groepen antibiotica die onderling verschillen in chemische structuur. Daardoor zijn niet alle antibiotica tegen dezelfde bacteriën effectief.  (Antibiotica zijn medicijnen die bacteriën doden of remmen in de groei. Er zijn verschillende groepen antibiotica die onderling verschillen in chemische structuur. Daardoor zijn niet alle antibiotica tegen dezelfde bacteriën effectief. ). Hoe eerder de ziekte wordt opgemerkt, hoe beter de behandeling zal aanslaan.


Geiten en schapen dragen Q-koorts over op de mens

Q-koorts kan van verschillende dieren afkomstig zijn, geiten en schapen zijn de meest bekende. Zo speelden geïnfecteerde geiten een belangrijke rol tijdens een grote uitbraak onder mensen in de periode 2007-2012. Het inademen van besmette stofdeeltjes is de voornaamste oorzaak van besmetting. Het stof is afkomstig van stallen, mest, weilanden, ruwe wol, huiden, kleding, et cetera. De bacterie die Q-koorts veroorzaakt (Coxiella burnetii) kan lang overleven in het milieu en via stof over enkele kilometers getransporteerd worden. Dit speelt mee in het risico op infectie. Een andere belangrijke besmettingsbron is rechtstreeks contact met bacteriën uit de lichaamsvochten van geïnfecteerde dieren (vooral vruchtwater en mogelijk ook traanvocht, urine, slijm, speeksel en melk). Vooral tijdens het kalven of lammeren kunnen dieren grote hoeveelheden bacteriën uitscheiden. Tot slot is ook besmetting mogelijk door consumptie van besmette rauwe melk(-producten) of onvoldoende verhit vlees, maar dit komt slechts sporadisch voor (EFSA, 2010d).