Zuigelingensterfte

In 2022 overleden 540 kinderen in hun eerste levensjaar

In 2022 overleden 540 levend geboren kinderen vóór hun eerste verjaardag. In dat jaar werden er in totaal 167.504 kinderen in Nederland levend geboren. Dit bracht de zuigelingensterfte Aantal overledenen in het eerste levensjaar ongeacht zwangerschapsduur. Deze sterftemaat wordt uitgedrukt per 1.000 levendgeborenen (Aantal overledenen in het eerste levensjaar ongeacht zwangerschapsduur. Deze sterftemaat wordt uitgedrukt per 1.000 levendgeborenen ) op 3,2 per 1.000 levendgeborenen (ongeacht zwangerschapsduur). De meerderheid van de zuigelingen overleed in de eerste 4 weken na geboorte (CBS Doodsoorzakenstatistiek via CBS StatLine), 2023). Aandoeningen die ontstaan zijn in de perinatale periode, waaronder vroeggeboorte, zijn een belangrijkste doodsoorzaak. Daarnaast zijn aangeboren afwijkingen belangrijke oorzaken van overlijden (25-30%). Oorzaken die na de eerste maand na de geboorte optreden, zoals wiegendood Plotseling, onverwacht tijdens een slaapperiode overlijden van een kind jonger dan 1 jaar bij wie geen lichamelijke aandoening wordt vastgesteld die het overlijden verklaart. (Plotseling, onverwacht tijdens een slaapperiode overlijden van een kind jonger dan 1 jaar bij wie geen lichamelijke aandoening wordt vastgesteld die het overlijden verklaart.) en uitwendige oorzaken (ongevallen of kindermishandeling), komen veel minder vaak voor. Zo werd in de vijfjaarsperiode 2018-2022 bij 55 kinderen jonger dan één jaar wiegendood geregistreerd als doodsoorzaak (CBS Doodsoorzakenstatistiek via CBS StatLine, 2023).


Na 2015 daalt sterfte bij kinderen tot 1 jaar oud niet langer

De sterfte van kinderen in het eerste levensjaar daalde tussen 2000 en 2015. Na 2015 lijkt aan deze daling een eind te zijn gekomen. Vooral het aantal kinderen dat stierf aan aangeboren afwijkingen en aan aandoeningen die voortkomen uit de perinatale periode daalde. Tussen 2000 en 2015 daalde ook de perinatale sterfte Perinatale sterfte: De som van doodgeboorte en vroegneonatale sterfte (sterfte in de eerste 7 dagen) of neonatale sterfte (sterfte in de eerste 28 dagen). De perinatale sterfte wordt uitgedrukt per 1.000 levend- en doodgeborenen. (Perinatale sterfte: De som van doodgeboorte en vroegneonatale sterfte (sterfte in de eerste 7 dagen) of neonatale sterfte (sterfte in de eerste 28 dagen). De perinatale sterfte wordt uitgedrukt per 1.000 levend- en doodgeborenen. ) (voor, tijdens of in de eerst 28 dagen na de geboorte). Daarna vlakte ook de daling in perinatale sterfte af. 

Snelle daling wiegendood sinds 1987

Een deel van de daling in zuigelingensterfte Aantal overledenen in het eerste levensjaar ongeacht zwangerschapsduur. Deze sterftemaat wordt uitgedrukt per 1.000 levendgeborenen (Aantal overledenen in het eerste levensjaar ongeacht zwangerschapsduur. Deze sterftemaat wordt uitgedrukt per 1.000 levendgeborenen ) komt voor rekening van een snelle daling van het aantal gevallen van wiegendood Plotseling, onverwacht tijdens een slaapperiode overlijden van een kind jonger dan 1 jaar bij wie geen lichamelijke aandoening wordt vastgesteld die het overlijden verklaart. (Plotseling, onverwacht tijdens een slaapperiode overlijden van een kind jonger dan 1 jaar bij wie geen lichamelijke aandoening wordt vastgesteld die het overlijden verklaart.) sinds 1987 (NCJ, 2017 NCJ, Daling cijfers wiegendood door adviezen over veilig slapen (2017) (NCJ, Daling cijfers wiegendood door adviezen over veilig slapen (2017)) ). Na het bekend worden van de relatie van wiegendood met buikligging, krijgen alle ouders het advies om hun baby's op hun rug te leggen. Begin jaren negentig werden meer risicofactoren ontdekt en werd voorlichting ingevoerd over onder meer rookgedrag, afzien van het gebruik van een dekbedje en niet meer in het bed van de ouders slapen (1993) (de Jonge & Hoogenboezem, 2005 de Jonge, G. A., Hoogenboezem, J., Epidemiologie van 25 jaar wiegendood in Nederland; incidentie van wiegendood en prevalentie van risicofactoren in 1980-2004 (2005) (de Jonge, G. A., Hoogenboezem, J., Epidemiologie van 25 jaar wiegendood in Nederland; incidentie van wiegendood en prevalentie van risicofactoren in 1980-2004 (2005)) ). Dit leidde opnieuw tot minder overlijden door wiegendood (Munsters et al., 2013 Munsters, J. M., Wierenga, H., Boere-Boonekamp, M. M., Semmekrot, B. A., Engelberts, A. C., Aanvullende adviezen voor veilig slapen ter preventie van wiegendood (2013) (Munsters, J. M., Wierenga, H., Boere-Boonekamp, M. M., Semmekrot, B. A., Engelberts, A. C., Aanvullende adviezen voor veilig slapen ter preventie van wiegendood (2013))Flinsenberg et al., 2008 Flinsenberg, T. W. H., Ruys, J. H., Engelberts, A. C., van Velzen-Mol, H. W., Herziene richtlijn 'Preventie wiegendood' (2008) (Flinsenberg, T. W. H., Ruys, J. H., Engelberts, A. C., van Velzen-Mol, H. W., Herziene richtlijn 'Preventie wiegendood' (2008))de Jonge & Hoogenboezem, 2005 de Jonge, G. A., Hoogenboezem, J., Epidemiologie van 25 jaar wiegendood in Nederland; incidentie van wiegendood en prevalentie van risicofactoren in 1980-2004 (2005) (de Jonge, G. A., Hoogenboezem, J., Epidemiologie van 25 jaar wiegendood in Nederland; incidentie van wiegendood en prevalentie van risicofactoren in 1980-2004 (2005)) ). Begin 2013 zijn nieuwe adviezen toegevoegd over onder meer het gebruik van fopspenen en het vermijden van stabilisatiekussens (Munsters et al., 2013 Munsters, J. M., Wierenga, H., Boere-Boonekamp, M. M., Semmekrot, B. A., Engelberts, A. C., Aanvullende adviezen voor veilig slapen ter preventie van wiegendood (2013) (Munsters, J. M., Wierenga, H., Boere-Boonekamp, M. M., Semmekrot, B. A., Engelberts, A. C., Aanvullende adviezen voor veilig slapen ter preventie van wiegendood (2013)) ).


  • A.J.M. Waelput (Erasmus MC)
  • P.W. Achterberg (RIVM Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu (Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu))
  • M. Harbers, red. (RIVM)