Trend in deelname PSIE
Sla de grafiek Trend in deelname PSIE 2007-2022 over en ga naar de datatabelBron: Procesmonitor PSIE
Het deelnamepercentage is een schatting en kan daardoor >100% zijn.
Bijna alle zwangere vrouwen nemen deel aan bloedonderzoek
In 2022 nam afgerond 99% van de zwangere vrouwen deel aan de Prenatale Screening Infectieziekten en Erytrocytenimmunisatie (PSIE (PSIE (Prenatale Screening Infectieziekten en Erytrocytenimmunisatie) is een landelijk bevolkingsonderzoek waarbij een zwangere vrouw in het eerste verloskundig consult bloedonderzoek aangeboden krijgt (bij voorkeur vóór week 13 van de zwangerschap). Het bloed wordt gescreend op hepatitis B …)). De deelname aan PSIE is sinds 2007 stabiel gebleven. PSIE is een landelijk bevolkingsonderzoek waarbij een zwangere vrouw in het eerste verloskundig consult bloedonderzoek aangeboden krijgt (bij voorkeur vóór week 13 van de zwangerschap). Het bloed wordt gescreend op hepatitis B (hepB), syfilis (lues), hiv (Human immunodeficiency virus (Humane Immunodeficiëntievirus)) en de volgende bloedgroepantistoffen: Rhesus (D)-antigeen (RhD), Rhesus (c)-antigeen (Rhc) en irregulaire erytrocyten antistoffen (IEA). Het bevolkingsonderzoek PSIE heeft als doel hepatitis B- en hiv-dragerschap, congenitale syfilis en hemolytische ziekten van de foetus en/of de pasgeborene te voorkomen.
In 2022 was 0,05% van de zwangere vrouwen hiv (Human immunodeficiency virus (Humane Immunodeficiëntievirus))-positief
In 2022 bleek uit de Prenatale Screening Infectieziekten en Erytrocytenimmunisatie (PSIE (PSIE (Prenatale Screening Infectieziekten en Erytrocytenimmunisatie) is een landelijk bevolkingsonderzoek waarbij een zwangere vrouw in het eerste verloskundig consult bloedonderzoek aangeboden krijgt (bij voorkeur vóór week 13 van de zwangerschap). Het bloed wordt gescreend op hepatitis B …)) dat de prevalentie (Het aantal gevallen of personen met een bepaalde ziekte op een bepaald moment (punt-prevalentie), ooit in het leven (lifetime prevalentie) of in een bepaalde periode, bijvoorbeeld per jaar (periode-prevalentie), absoluut of relatief.) van syfilis en hiv onder zwangere vrouwen respectievelijk 0,01 en 0,05% was. De bevallingen van zwangere vrouwen die in 2022 zijn gescreend, vonden plaats van ongeveer juli 2022 tot juli 2023. In deze periode zijn geen kinderen met congenitale syfilis of hiv geboren.
In 2022 was 0,19% van de zwangere vrouwen hepatitis B-positief
De prevalentie van hepatitis B bij zwangere vrouwen was 0,19% in 2022. 99,3% van de kinderen van hepatitis B-positieve zwangere vrouwen zijn in 2022 geïmmuniseerd met hepatitis B-immunoglobuline (HBIg) ter voorkoming van transmissie van moeder naar kind.
Bijna alle Rhesus(D) negatieve zwangeren kregen anti-D toediening in 2022
In 2022 waren ruim 24 duizend zwangere vrouwen Rhesus (D)-negatief en ruim 34 duizend zwangere vrouwen Rhesus (c)-negatief. In 2022 is de antenatale toediening van anti-D bij 95,6% van de zwangeren uitgevoerd en bij de postnatale toediening is dit 96,2%. Tijdige toediening van anti-Rhesus (D)-antistoffen bij Rhesus (D)-negatieve zwangere vrouwen met een Rh(D)-positief kind is belangrijk om te voorkomen dat deze vrouwen antistoffen maken tegen het bloed van hun kind. Sommige antistoffen kunnen het bloed van het kind afbreken en bloedarmoede veroorzaken. Voor zwangere vrouwen met bloedgroep Rhesus (c)-negatief is geen injectie met anti-Rhesus (c)-antistoffen beschikbaar. Deze vrouwen krijgen extra controles door de verloskundige of gynaecoloog.
Tabel: Prevalenties uit de monitoring PSIE 2022
Aantal getest | Aantal opgespoord | Percentage opgespoord | |
---|---|---|---|
Hepatitis B | 168.333 | 323 | 0,19 |
Actieve syfilis (verdenking) | 168.329 | 14 | 0,01 |
hiv | 168.258 | 82 | 0,05 |
RhD-negatief | 168.325 | 24.321 | 14,4 |
Rhc-negatief | 168.305 | 34.325 | 20,4 |
Klinisch relevante IEA n.a.v. 1e bloedonderzoek | 168.324 | 281 - 395 | 0,17-0,23 |
Bron: Procesmonitor PSIE
RhD = Rhesus (D)-antigeen
Rhc = Rhesus (c)-antigeen
IEA = irregulaire erytrocyten antistoffen
- F. Abbink (RIVM (Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu))
- M.P.H. Koster (RIVM)
- M.M. Harbers, red. (RIVM)