Fysiek functioneren naar leeftijd en geslacht
Sla de grafiek Fysiek functioneren naar leeftijd en geslacht over en ga naar de datatabelBron: Doetinchem Cohort Studie
- Er is statistisch gecorrigeerd voor het plafondeffect in de maximale score van fysiek functioneren op jongere leeftijd, waardoor de score soms boven de 100 ligt.
Vrouwen rapporteren een slechter fysiek functioneren dan mannen
Fysiek functioneren neemt af met de leeftijd. Fysiek functioneren is gemeten als limitaties in fysieke activiteiten in het dagelijks leven, zoals fietsen of traplopen, waarbij een hogere score minder limitaties en dus een beter fysiek functioneren betekent. Vrouwen van 26 jaar en ouder scoren gemiddeld 6,6 punten lager op fysiek functioneren dan mannen, gecorrigeerd voor leeftijd. Dit verschil wordt het grootst op oudere leeftijd door een snellere achteruitgang onder vrouwen vanaf een leeftijd van 55 jaar (Sialino et al., 2022 (Sialino, L.D., Picavet, H.S.J., Wijnhoven , H.A.H., Loyen, A., Verschuren, W.M.M., Visser, M., Schaap , L.S., van Oostrom , S.H., Exploring the difference between men and women in physical functioning: How do sociodemographic, lifestyle- and health-related determinants contribute? (2022)) ). Dit betekent dat vrouwen mogelijk meer negatieve gezondheidsgevolgen ervaren omdat goed fysiek functioneren bescherming biedt tegen fysieke beperkingen en ziekenhuisopnamen.
Meerdere risicofactoren dragen bij aan slechter fysiek functioneren vrouwen
Mannen en vrouwen hebben vergelijkbare risicofactoren voor een slechter fysiek functioneren. Echter, bij (oudere) vrouwen is er een sterker verband tussen de risicofactor pijn en fysiek functioneren dan bij mannen. Dit betekent dat eenzelfde toename in pijn geassocieerd is met een grotere afname in fysiek functioneren bij vrouwen dan bij mannen (Sialino et al., 2022 (Sialino, L.D., Picavet, H.S.J., Wijnhoven , H.A.H., Loyen, A., Verschuren, W.M.M., Visser, M., Schaap , L.S., van Oostrom , S.H., Exploring the difference between men and women in physical functioning: How do sociodemographic, lifestyle- and health-related determinants contribute? (2022)) ). Daarentegen is er voor de risicofactoren roken, opleidingsniveau en mentale gezondheid een sterk verband bij mannen. Bepaalde risicofactoren komen vaker voor bij vrouwen, zoals een laag opleidingsniveau, geen betaald werk en pijn. Deze risicofactoren, met name pijn, dragen bij aan een slechter fysiek functioneren bij vrouwen. Sommige risicofactoren komen vaker voor bij mannen: ze hebben vaker een hogere BMI (Body Mass Index. De BMI is een index die de verhouding tussen lengte en gewicht bij een persoon weergeeft. De BMI wordt veel gebruikt om een indicatie te krijgen of er sprake is van overgewicht of ondergewicht.) en bewegen minder dan vrouwen. Dit is geassocieerd met een slecht fysiek functioneren bij mannen (Sialino et al., 2022 (Sialino, L.D., Picavet, H.S.J., Wijnhoven , H.A.H., Loyen, A., Verschuren, W.M.M., Visser, M., Schaap , L.S., van Oostrom , S.H., Exploring the difference between men and women in physical functioning: How do sociodemographic, lifestyle- and health-related determinants contribute? (2022)) ).
Deze studie bevat gegevens van de Doetinchem Cohort Studie (DCS). DCS is lopende verouderingsstudie onder personen in Doetinchem. Het omvat gegevens van 6.389 deelnemers die voor het eerst deelnamen in 1993-1997. De deelnemers waren 26 jaar en ouder tijdens hun eerste meting en werden hierna elke 5 jaar opnieuw gemeten. Fysiek functioneren werd gemeten aan de hand van een gevalideerde vragenlijst die onderdeel is van de SF-36 (Medical Outcomes Study 36-Item Short Form Health Survey. Vragenlijst voor het meten van kwaliteit van leven.). Hierbij werd er gevraagd naar limitaties in fysieke bezigheden in de het dagelijks leven. Deze antwoorden werden omgerekend tot een fysiek functioneren score van nul tot honderd, waarbij een hogere score een beter fysiek functioneren betekend. Multivariabel tobit model analyse voor herhaalde metingen is gebruikt om de gegevens de analyseren met een correct voor het plafondeffect. Meer informatie over DCS is te vinden op Doetinchem Cohort Studie | RIVM.
- L.D. Sialino (Vrije Universiteit Amsterdam/RIVM (Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu))
- H.S.J. Picavet (RIVM)
- E.A. van der Wilk, red. (RIVM)