Vragenlijsten

Alcoholgebruik wordt doorgaans met vragenlijsten onderzocht

Om het alcoholgebruik bij verschillende groepen mensen te onderzoeken, worden meestal vragenlijsten afgenomen. Om een beeld te krijgen van het alcoholgebruik in de hele bevolking, wordt naast de informatie uit vragenlijsten ook wel verkoopinformatie gebruikt. Bij vragenlijstonderzoek is het risico op onderschatting van het alcoholgebruik groter dan het risico op het te hoog inschatten van het eigen alcoholgebruik, in het bijzonder bij de zwaardere drinkers (Garretsen 1983Garretsen, H. F. L., Probleemdrinken: Prevalentiebepaling, beïnvloedende factoren en preventiemogelijkheden: Theoretische overwegingen en onderzoek in Rotterdam, Tilburg (1983)). 


Dataverzameling Gezondheidsenquête 2020 en 2021

In 2020 en 2021 was de dataverzameling voor de Gezondheidsenquête verstoord door de COVID-19-pandemie. Een deel van de tijd was het niet mogelijk om aan huis interviews af te nemen. Daardoor kwam er tijdens die periode alleen via internet respons binnen. Om te corrigeren voor het wegvallen van de interviews aan huis is gebruik gemaakt van een aangepast weegmodel met tijdreeksmodellen. Hierdoor zijn de cijfers te vergelijken met de eerdere jaren. Meer informatie over het aangepaste weegmodel kunt u vinden in deze nota.

De COVID-19-pandemie en de bijbehorende maatregelen hebben mogelijk invloed gehad op het gedrag en de gezondheid van de geïnterviewden. Het is belangrijk hier rekening mee te houden bij het interpreteren van de cijfers van 2020 en 2021.


Methoden en technieken

Standaardisatie

De omvang en de leeftijdsverdeling van de bevolking verschillen per regio en land. Daarnaast treden in de loop van de tijd veranderingen op in de omvang en leeftijdsverdeling. Om ziekte- en sterftecijfers van verschillende regio’s en landen, of van opeenvolgende jaren met elkaar te kunnen vergelijken, wordt hier rekening mee gehouden. Daarbij worden de cijfers gecorrigeerd voor deze verschillen of veranderingen in de bevolking. Hierbij wordt uitgegaan van de omvang en de leeftijdsverdeling van een gekozen standaardpopulatie. Dit wordt standaardisatie genoemd. Er zijn grafieken waar zowel gestandaardiseerde cijfers als ongestandaardiseerde cijfers zijn opgenomen. Bij ongestandaardiseerde cijfers wordt geen rekening gehouden met veranderingen in de bevolking. Deze cijfers kunnen dan naar wens aan- en uitgevinkt worden.

Indexatie

Vooral bij de weergave van trends in de tijd zijn de trendcijfers vaak geïndexeerd. Een geïndexeerde trend laat ontwikkelingen in de tijd zien ten opzichte van een gekozen basisjaar. Dit gebeurt door de cijfers van alle jaren weer te geven als percentage van het cijfer in een gekozen basisjaar. Het cijfer in het basisjaar is gelijk gesteld aan 100(%). Indexatie maakt zichtbaar hoe groot de percentuele toe- of afname is ten opzichte van dat basisjaar. Door als basisjaar het eerste jaar in de grafiek te kiezen, kun je snel zien wat de verandering over de hele weergegeven periode is en ook of er grote verschillen zijn voor de onderscheiden groepen (mannen en vrouwen bijvoorbeeld).

Indexatie kan ook gebruikt worden voor het weergeven van regionale verschillen. Hierbij wordt het landelijke cijfer bijvoorbeeld gelijk gesteld aan 100(%). Een regionaal cijfer boven of onder de 100 duidt erop dat het respectievelijk hoger of lager is dan het landelijke cijfer. Voorafgaand aan indexatie worden de cijfers vaak gecorrigeerd voor verschillen in samenstelling van de populaties.

Toetsing trends

Toetsing van de trend heeft plaatsgevonden op ongestandaardiseerde data door middel van een logistische regressie, waarbij is gecorrigeerd is voor leeftijd en geslacht. Daarbij wordt getoetst een statistische toets is uitgevoerd om te bepalen of sprake is van een statistisch significant verschil (een statistische toets is uitgevoerd om te bepalen of sprake is van een statistisch significant verschil) of er een statistisch significante toe- of afname is met een significantieniveau (p-waarde) van 0,05. Vaak is onderscheid gemaakt naar trends in verschillende subpopulaties: mannen, vrouwen en leeftijdsgroepen. Daarnaast is getoetst of de trend voor mannen en vrouwen statistisch significant verschilt.

De kans op het vinden van een toevallige significante uitkomst neemt toe met het aantal uitgevoerde toetsen. Om hiervoor te corrigeren is een Benjamini‐Hochberg‐correctie op de p‐waardes uitgevoerd.


Inkomensklassen in kwintielen

Het inkomen van een persoon is uitgedrukt door het gestandaardiseerd besteedbare huishoudensinkomen. Het besteedbare huishoudensinkomen is het totaal aan loon, winst en inkomen uit vermogen, vermeerderd met uitkeringen en toelagen en verminderd met premies en belastingen. Gecorrigeerd voor omvang en samenstelling van het huishouden levert dat vervolgens het gestandaardiseerd besteedbare huishoudensinkomen. De inkomensklassen van personen zijn bepaald aan de hand van de kwintielscore van het huishouden waartoe de persoon (respondent) behoort op basis van het gestandaardiseerd besteedbare huishoudensinkomen. De kwintielscore volgt uit een rangschikking naar oplopend inkomen van alle huishoudens in Nederland met een bekend inkomen, waarna vijf groepen huishoudens van gelijke omvang worden gevormd. 

  • De laagste inkomensklasse wordt gevormd door personen met een inkomen van maximaal het 20%-percentiel (het eerste kwintiel).
  • De laag midden inkomensklasse wordt gevormd door personen met een inkomen tussen het 20%-percentiel en het 40%-percentiel (het tweede kwintiel).
  • De midden inkomensklasse wordt gevormd door personen met een inkomen tussen het 40%-percentiel en het 60%-percentiel (het derde kwintiel).
  • De hoog midden inkomensklasse wordt gevormd door personen met een inkomen tussen het 60%-percentiel en het 80%-percentiel (het vierde kwintiel).
  • De hoogste inkomensklasse wordt gevormd door personen met een inkomen van minimaal het 80%-percentiel (het vijfde kwintiel).

De inkomensgrenzen tussen deze vijf 20%-groepen verschillen van jaar tot jaar.