Illustratie

Dementie is een hersenaandoening

Dementie is een verzamelnaam voor hersenaandoeningen met neurocognitieve stoornissen als belangrijkste symptoom. Het cognitieve functioneren gaat in de loop van de tijd achteruit, soms snel, soms langzamer. Patiënten met dementie kunnen hierdoor niet meer zelfstandig functioneren. Er zijn ruim vijftig verschillende hersenaandoeningen die dementie kunnen veroorzaken. De meest voorkomende oorzaken van dementie zijn de ziekte van Alzheimer (ongeveer 65% van alle dementie) vasculaire dementie (ongeveer 22% van alle dementie), frontotemporale dementie (ongeveer 4% van alle dementie) en Lewy body dementie  (ongeveer 2% van alle dementie) (Francke et al. 2018Francke, A. L., van der Heide, I., de Bruin, S., Gijsen, R., Poos, R., Verbeek, M., Wiegers, T., Willemse, B., Een samenhangend beeld van dementie en dementiezorg: kerncijfers, behoeften, aanbod en impact. Themarapportage van de Staat van Volksgezondheid en Zorg. , Utrecht (2018)). Naast cognitieve beperkingen kunnen personen met dementie last hebben van stemmings- en/of gedragsveranderingen, zoals depressie en/of angstklachten, apathie, hyperactiviteit, rusteloos gedrag en agitatie, wanen en hallucinaties. De behandeling is vaak ook gericht op deze symptomen (Alzheimer Nederland, 2019). Zorgverleners zijn het er over eens dat psychosociale interventies moeten worden uitgeprobeerd voordat medicijnen worden voorgeschreven (bepaalde indicaties zoals hallucinaties daargelaten) (Zwijsen et al. 2013Zwijsen, S., de Lange, J., Pot, A. M., Mahler, M., Minkman, M., Omgaan met onbegrepen gedrag bij dementie. Inventarisatie richtlijnen en inzichten rondom onbegrepen gedrag bij ouderen met dementie, Utrecht / Utrecht (2013)). Voorbeelden van psychosociale interventies zijn psychotherapie, ondersteuningsgroepen, realiteitsoriëntatietraining en gedragstherapie.


DSM-5 heeft de term dementie vervangen door neurocognitieve stoornis

In de DSM Diagnostic and statistical manual of mental disorders. Classificatie voor psychische stoornissen. De DSM is ontwikkeld onder verantwoordelijkheid van de American Psychiatric Association. (Diagnostic and statistical manual of mental disorders. Classificatie voor psychische stoornissen. De DSM is ontwikkeld onder verantwoordelijkheid van de American Psychiatric Association.)-5 is de term 'dementie' vervangen door de term 'neurocognitieve stoornis (zie tabel). Met deze nieuwe terminologie wil men duidelijk maken dat de cognitieve stoornissen (uitval van hersenfuncties) die bij dementie horen een gevolg zijn van een hersenaandoening of hersenziekte (van Assche et al. 2014van Assche, L., Persoons, P., Vandenbulcke, M., Neurocognitive disorders in DSM-5: a critical review (2014)). In de praktijk wordt de term dementie echter nog veel gebruikt, daarom hanteren we deze ook nog in VZInfo.

Onderverdeling van dementie volgens de DSM-IV en de DSM-5
 

DSM-IV

DSM-5 

Ziekte van Alzheimer, inclusief dementie door:

  • Ziekte van Pick
  • Ziekte van Creutzfeldt-Jacob

Neurocognitieve stoornis door de ziekte van Alzheimer

Vasculaire dementie

Vasculaire neurocognitieve stoornis

Dementie door andere somatische aandoeningen

Neurocognitieve stoornis door:

  • Frontotemporale afwijkingen
  • Aanwezigheid Lewy-lichaampjes (in hersencellen zich ophopende eiwitten)
  • Traumatisch hersenletsel
  • HIV-infectie
  • Prion Infectieus eiwit dat ziekten kan veroorzaken zoals BSE bij runderen en de variant Creutzfeld-Jacobziekte bij mensen. (Infectieus eiwit dat ziekten kan veroorzaken zoals BSE bij runderen en de variant Creutzfeld-Jacobziekte bij mensen.) ziekte (infectie met een misvormd eiwit)
  • Ziekte van Parkinson
  • Ziekte van Huntington
  • Andere aandoening
  • Meerdere oorzaken

Persisterendea dementie door middelen

Neurocognitieve stoornis door middelen/medicatie

Amnestische stoornis door middelen (syndroom van Korsakoff)

Neurocognitieve stoornis door middelen/medicatie

Dementie niet anderszins omschreven

Niet-gespecificeerde neurocognitieve stoornis

a. In de DSM-5 is de aanwezigheid van geheugenproblemen geen vereiste meer om de diagnose neurocognitieve stoornis te kunnen stellen. Dit omdat het geheugen niet bij alle vormen van dementie (direct) aangetast wordt.