Relatie tussen ervaren gezondheid en langdurige aandoeningen

Ruim tweederde van de slecht ervaren gezondheid in de bevolking komt doordat een deel van de bevolking minimaal één van onderstaande langdurige aandoeningen heeft (Populatie Attributieve Fractie (PAF)=66,8%). Dit betekent dat de slecht ervaren gezondheid 66,8% lager zou zijn als niemand een langdurige aandoening zou hebben. Ziekten met een hoge PAF dragen het meest bij aan een slecht ervaren gezondheid in de bevolking. Aandoeningen met een langdurig karakter hebben over het algemeen een hogere PAF dan kortdurende aandoeningen. Dit betekent dat ze de slecht ervaren gezondheid meer beïnvloeden. Er is hier geen rekening gehouden met comorbiditeit Een combinatie van twee of meer aandoeningen bij één persoon. In tegenstelling tot bij multimorbiditeit is sprake van aandoeningen die zijn gerelateerd aan een hoofdaandoening. (Een combinatie van twee of meer aandoeningen bij één persoon. In tegenstelling tot bij multimorbiditeit is sprake van aandoeningen die zijn gerelateerd aan een hoofdaandoening.) en afhankelijkheid tussen ziekten. Van de langdurige aandoeningen draagt gewrichtsslijtage of -ontsteking het meest bij aan een slecht ervaren gezondheid. 

Tabel: Relatie tussen langdurige aandoeningen en slecht ervaren gezondheid (2018-2020)
Aandoening PAF (%)a 95% BI Het 95% betrouwbaarheidsinterval. Het interval waarvan we met 95% zekerheid mogen aannemen dat de werkelijke waarde van de bestudeerde parameter erin ligt. Hoe smaller het betrouwbaarheidsinterval, des te preciezer de schatting van de waarde van de bestudeerde parameter. (Het 95% betrouwbaarheidsinterval. Het interval waarvan we met 95% zekerheid mogen aannemen dat de werkelijke waarde van de bestudeerde parameter erin ligt. Hoe smaller het betrouwbaarheidsinterval, des te preciezer de schatting van de waarde van de bestudeerde parameter.)b Prevalentiec (%)
Gewrichtsslijtage /-ontsteking 22,4 21,0 - 23,7 17,8
Depressie 16,4 15,4 - 17,5 8,4
Rugaandoening 16,1 14,9 - 17,1 8,8
Migraine 15,3 14,1 - 16,5 13,7
Nek- / schouderaandoening 14,8 13,7 - 15,9 8,9
Astma / COPD Chronic obstructive pulmonary disease (Chronische obstructieve longziekten) (Chronic obstructive pulmonary disease (Chronische obstructieve longziekten)) 11,6 10,7 - 12,5 8,7
Darmstoornis 8,9 8,2 - 9,7 4,5
Diabetes mellitus 7,3 6,6 - 8,1 5,0
Hartinfarct 4,5 3,9 - 4,9 2,6
Nieraandoening 3,4 2,9 - 3,9 1,9
Kanker 3,0 2,5 - 3,5 2,0
Totaald (minimaal één langdurige aandoening) 66,8 64,8 - 68,6 43,1%

Bron: Gezondheidsenquête CBS Centraal Bureau voor de Statistiek (Centraal Bureau voor de Statistiek), bewerkt door het RIVM Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu (Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu)

  • PAF=Populatie Attributieve Fractie: de bijdrage van de betreffende aandoening aan de slecht ervaren gezondheid in de bevolking
  • b BI Betrouwbaarheidsinterval (Betrouwbaarheidsinterval)=betrouwbaarheidsinterval
  • c  Prevalentie: het vóórkomen van de langdurige aandoening in de hele bevolking op basis van zelfgerapporteerde gegevens
  • De afzonderlijke PAF’s tellen niet op tot het totaal. 
  • Zie definities voor de indeling in een goede en slechte ervaren gezondheid en methoden voor een toelichting op de analyses.

  • P.E.D. Eysink (RIVM Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu (Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu))
  • B.E.P. Snijders (RIVM)
  • A.C. de Weerdt (RIVM)
  • T.C.H. Hazekamp, red. (RIVM)
  • E.M. Zantinge, red. (RIVM)