Bron: IKNL Nederlandse Kankerregistratie

  • ICD-O2/3: topografiecodes C33, C34
  • De cijfers zijn gecorrigeerd voor veranderingen in de omvang en leeftijdsopbouw van de bevolking door standaardisatie naar de 'International Cancer Survival Standard' (ICSS-2).
  • Naast het percentage overleving zijn ook de onder- en bovengrens van het 95%-betrouwbaarheidsinterval weergegeven.
  • Meer cijfers over overleving per kankersoort zijn te vinden op NKR Cijfers.

Overleving van longkanker is slecht, maar wel verbeterd

De overleving bij longkanker is slecht. Drie van de vier mensen met longkanker overlijdt binnen vijf jaar na het stellen van de diagnose. Deze informatie is gebaseerd op relatieve overlevingscijfers voor mensen die in de periode 2016-2020 zijn gediagnosticeerd met longkanker. Voor kleincellige tumoren (SCLC Small cell lung carcinoma (Kleincellig longcarcinoom) (Small cell lung carcinoma (Kleincellig longcarcinoom))) is de prognose het slechtst. Een mogelijke verklaring hiervoor is dat de delingssnelheid van de betreffende cellen groter is dan bij niet-kleincellige tumoren (NSCLC Non-small cell lung carcinoma (niet-kleincellig longcarcinoom) (Non-small cell lung carcinoma (niet-kleincellig longcarcinoom))). De overleving van longkanker is wel verbeterd. Voor longkanker gediagnosticeerd in de periode 1991-1995 bedroeg de relatieve vijfjaarsoverleving van longkanker nog 12%. Dit wil zeggen dat van alle mensen die in deze periode de diagnose longkanker hebben gekregen ongeveer 88% binnen vijf jaar na het stellen van de diagnose is overleden. De invoering van immunotherapie en doelgerichte therapie leverde een belangrijke bijdrage aan de verbetering in overleving (IKNL 2022IKNL, Kanker in Nederland (2022)).



Bron: IKNL Nederlandse Kankerregistratie

  • ICD-O2/3: topografiecode C34
  • De cijfers zijn gecorrigeerd voor veranderingen in de omvang en leeftijdsopbouw van de bevolking door standaardisatie naar de 'International Cancer Survival Standard' (ICSS-2).
  • Naast het percentage overleving zijn ook de onder- en bovengrens van het 95%-betrouwbaarheidsinterval weergegeven.
  • Meer cijfers over overleving per kankersoort zijn te vinden op NKR Cijfers.

Overleving meest gunstig voor niet-kleincellige longkanker

Niet-kleincellige longkanker groeit over het algemeen langzamer en zaait minder snel uit dan kleincellige longkanker. Hierdoor is de overleving van deze vorm van longkanker beter dan die van kleincellige longkanker. De overleving van niet-kleincellige longkanker is in de laatste decennia zowel bij vrouwen als mannen toegenomen. Van zowel de mannen als  vrouwen die in de periode 2001-2005 werden gediagnosticeerd met niet-kleincellige longkanker was 14% na vijf jaar nog in leven. Van de mannen bij wie de diagnose is gesteld in de periode 2016-2020 was 24% na vijf jaar nog in leven en van de vrouwen bij wie de diagnose in deze periode werd gesteld was 31% na vijf jaar nog in leven. De toename in overleving is vooral toe te schrijven aan de introductie van immunotherapie en doelgerichte therapie voor niet-kleincellige longkanker in stadium IV. (IKNL 2022IKNL, Kanker in Nederland (2022)).



Bron: IKNL Nederlandse Kankerregistratie

  • ICD-O2/3: topografiecode C34
  • De cijfers zijn gecorrigeerd voor veranderingen in de omvang en leeftijdsopbouw van de bevolking door standaardisatie naar de 'International Cancer Survival Standard' (ICSS-2).
  • Naast het percentage overleving zijn ook de onder- en bovengrens van het 95%-betrouwbaarheidsinterval weergegeven.
  • Meer cijfers over overleving per kankersoort zijn te vinden op NKR Cijfers.

Overleving kleincellige longkanker laag, maar toegenomen

De overleving van kleincellige longkanker is laag, maar licht toegenomen in de afgelopen decennia. Van zowel de mannen als vrouwen die in de periode 1996-2000 werden gediagnosticeerd met kleincellige longkanker was ongeveer 4% na vijf jaar nog in leven. Van de mannen bij wie de diagnose is gesteld in de periode 2016-2020 was 7% na vijf jaar nog in leven en van de vrouwen bij wie de diagnose in deze periode werd gesteld was 11% na vijf jaar nog in leven.


  • A.M. Gommer, red. (RIVM Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu (Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu))