Ongeveer 1,5 miljoen ambulance-inzetten

In 2023 is in Nederland 1.457.863 keer een ambulance ingezet. Dat is 80,6 ambulance-inzetten per 1.000 inwoners. Binnen de ambulancezorg wordt onderscheid gemaakt tussen spoedeisende ( A1-inzetten Spoedeisende rit in opdracht van de centralist van de MKA in geval van acute bedreiging van de vitale functies van de patiënt en in het geval dat dit gevaar pas na beoordeling door de ambulancebemanning ter plaatse kan worden uitgesloten. (Spoedeisende rit in opdracht van de centralist van de MKA in geval van acute bedreiging van de vitale functies van de patiënt en in het geval dat dit gevaar pas na beoordeling door de ambulancebemanning ter plaatse kan worden uitgesloten.) en  A2-inzetten Rit in opdracht van de centralist van de MKA naar aanleiding van een zorgvraag waaruit blijkt dat geen sprake is van direct levensgevaar, maar waarbij de ambulance wel zo snel mogelijk ter plaatse dient te zijn. Deze hulp wordt geacht binnen 30 minuten ter plaatse te zijn. (Rit in opdracht van de centralist van de MKA naar aanleiding van een zorgvraag waaruit blijkt dat geen sprake is van direct levensgevaar, maar waarbij de ambulance wel zo snel mogelijk ter plaatse dient te zijn. Deze hulp wordt geacht binnen 30 minuten ter plaatse te zijn.)) en planbare ( B-inzetten Rit in opdracht van de centralist van de MKA naar aanleiding van een zorgvraag zonder A1- of A2-urgentie, waarbij een tijdstip is afgesproken voor het halen of brengen. (Rit in opdracht van de centralist van de MKA naar aanleiding van een zorgvraag zonder A1- of A2-urgentie, waarbij een tijdstip is afgesproken voor het halen of brengen.)) ambulancezorg. Dit onderscheid heeft vooral betrekking op de mate van urgentie waarmee een ambulance naar een patiënt wordt gestuurd. Ongeveer 78% van de ambulancezorg was een spoedeisende inzet (AZN 2024 AZN, Sectorkompas 2023 Dashboard, Zwolle (2024)).


Aantal ambulance-inzetten goeit jaarlijks

In 2023 is ten opzichte van 2022 het totaal aantal ambulance-inzetten met 2,1% gedaald. In de voorafgaande periode 2012-2022 is een toenemende trend te zien. Met een gemiddelde jaarlijkse groei van ongeveer 3,4%. Alleen in de periode 2019-2020 is als gevolg van de COVID-19 pandemie een daling van 3,4% te zien. Trends in het aantal ambulance-inzetten hebben te maken met onder andere (AZN 2019 AZN, Tabellenboek 2018, Zwolle (2019)):

  • veranderingen in het zorglandschap;
  • maatschappelijke ontwikkelingen;
  • innovatie van het proces ambulancezorg.

Behandelde patiënten relatief oud

De patiënten die behandeld worden door het ambulanceteam, zijn relatief oud. Het aandeel pasgeborenen en kinderen waarvoor de ambulance wordt ingezet, is gering. Voor de behandeling en zorg aan kinderen zijn aparte protocollen ontwikkeld en in de traumatologie zijn er voor ouderen accentverschillen in de te bieden zorg (AZN 2024 AZN, Sectorkompas 2023 Dashboard, Zwolle (2024)). 

Meer mannen dan vrouwen behandeld door ambulancezorg

In 2023 werden meer mannen (48,8%) dan vrouwen (46,6%) behandeld door het ambulanceteam (4,6% is onbekend). Dit is inclusief  B-inzetten Rit in opdracht van de centralist van de MKA naar aanleiding van een zorgvraag zonder A1- of A2-urgentie, waarbij een tijdstip is afgesproken voor het halen of brengen. (Rit in opdracht van de centralist van de MKA naar aanleiding van een zorgvraag zonder A1- of A2-urgentie, waarbij een tijdstip is afgesproken voor het halen of brengen.).


Diagnoses op het gebied van interne geneeskunde komen het vaakst voor

De meest voorkomende werkdiagnoses die gesteld worden door het ambulancepersoneel, zijn diagnoses op het gebied van interne geneeskunde (18,7%) en cardiologie (15,7%) en traumalogie/heelkunde  (15,6%) meer voor. Meer dan een vijfde van de gezondheidsproblemen zijn door het ambulancepersoneel ingedeeld in de groep ‘overig’ (28,2%). Hierbij kan worden gedacht aan patiënten die met spoed naar een ander ziekenhuis worden overgeplaatst en patiënten waarbij het niet goed mogelijk is ter plaatse een werkdiagnose te stellen (AZN 2024 AZN, Sectorkompas 2023 Dashboard, Zwolle (2024)).


  • R. Gijsen ( RIVM Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu (Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu))
  • G.J. Kommer (RIVM)
  • C.M. Deuning (RIVM)