Deelname aan neonatale gehoorscreening hoog
De deelname aan de neonatale gehoorscreening is hoog. De screening wordt meestal thuis afgenomen, in combinatie met de hielprikscreening, tussen de 4e en 7e dag na de geboorte. Soms wordt de screening afgenomen op het consultatiebureau als het kind enkele weken oud is. Als bij de eerste screeningsronde geen voldoende gehoor aan beide oren is aangetoond, volgt een tweede en zo nodig derde screeningsronde. Wanneer na drie screeningsrondes nog geen voldoende gehoor kan worden aangetoond, wordt een kind voor verdere diagnostiek verwezen naar een audiologisch centrum. In 2020 was de deelnamegraad voor de drie screeningsronden samen 98,8%. Aan iedere screeningsronde afzonderlijk nam respectievelijk 99,5%, 99,6% en 99,7% van de hiervoor in aanmerking komende kinderen deel.
Tabel: Deelnamepercentage aan neonatale gehoorscreening 2009-2020
Jaar |
1e ronde |
2e ronde |
3e ronde |
3 ronden samen |
---|---|---|---|---|
2009 |
99,3 |
99,5 |
99,6 |
98,4 |
2010 |
99,3 |
99,4 |
99,3 |
97,9 |
2011 |
99,4 |
99,3 |
98,8 |
97,6 |
2012 |
99,4 |
99,3 |
99,7 |
98,4 |
2013 |
99,4 |
99,4 |
99,6 |
98,4 |
2014 |
99,5 |
99,3 |
99,9 |
98,7 |
2015 |
99,6 |
99,5 |
99,8 |
98,9 |
2016 |
99,7 |
99,7 |
99,7 |
99,1 |
2017 |
99,7 |
99,6 |
99,7 |
99,0 |
2018 |
99,6 |
99,6 |
99,7 |
98,9 |
2019 |
99,6 |
99,6 |
99,6 |
98,8 |
2020 | 99,5 | 99,6 | 99,7 | 98,8 |
- Het deelnamepercentage is het aantal kinderen dat gescreend wordt in een bepaalde screeningsronde gedeeld door het aantal kinderen dat in aanmerking komt voor die ronde, vermenigvuldigd met 100.
Deelname eerste ronde is ook onderdeel van: |
Meer informatie
Vroegtijdige opsporing maakt eerdere behandeling en begeleiding mogelijk
Door vroegtijdige opsporing van gehoorverlies bij pasgeborenen kunnen behandeling en begeleiding eerder van start gaan. Dat draagt bij aan betere ontwikkelingsmogelijkheden van slechthorende kinderen.
Per jaar ongeveer 200 kinderen met gehoorverlies opgespoord vanuit JGZ
In de periode 2013-2020 werden in Nederland vanuit de JGZ (Jeugdgezondheidszorg) gemiddeld 125 kinderen per jaar met een dubbelzijdig gehoorverlies en 81 kinderen met een enkelzijdig gehoorverlies opgespoord (respectievelijk 0,75 en 0,48 per 1.000 kinderen die in aanmerking kwamen voor screening). Hier komen nog de kinderen bij die door middel van de gehoorscreening op de intensive care afdelingen voor pasgeborenen (NICU (Neonatale intensive care unit)'s) worden opgespoord.
Per jaar ongeveer 120 kinderen met gehoorverlies opgespoord in NICU's
In de periode 2011-2020 werden in de Neonatale Intensive Care Units (NICU's) gemiddeld 82 kinderen per jaar opgespoord met een bilateraal gehoorverlies en 33 kinderen met een unilateraal gehoorverlies. In 2020 ging het om 74 kinderen met een bilateraal verlies en 27 kinderen met een unilateraal verlies (respectievelijk 2,1% en 0,8% van de gescreende kinderen) (de Graaff-Korf et al. 2022de Graaff-Korf, K.S., Van Dommelen, P., Verkerk, P.H., Jaarverslag neonatale gehoorscreening in de Neonatale Intensive Care Units 2020 (nog niet gepubliceerd), Zwolle (2022)).
Tabel: Aantal pasgeborenen met gehoorverlies ontdekt via screening. Screening door jeugdgezondheidszorg (JGZ) en Neonatale Intensive Care Units (NICU’s)
Opgespoord gehoorverlies JGZ |
Opgespoord gehoorverlies NICU's |
|||
---|---|---|---|---|
Jaar | dubbelzijdig | enkelzijdig | dubbelzijdig | enkelzijdig |
2011 | 99 | 88 | 82 | 37 |
2012 | 119 | 91 | 94 | 34 |
2013 | 113 | 87 | 77 | 40 |
2014 | 124 | 95 | 89 | 38 |
2015 | 113 | 82 | 75 | 26 |
2016 | 128 | 68 | 101 | 31 |
2017 | 119 | 74 | 87 | 30 |
2018 | 146 | 85 | 68 | 29 |
2019 | 129 | 77 | 75 | 34 |
2020 | 125 | 81 | 74 | 27 |
Bronnen: van der Ploeg et al. 2021van der Ploeg, K., Wins, S., Verkerk, P., Neonatale gehoorscreening door de jeugdgezondheidszorg. Monitor over 2020 (2021), de Graaff-Korf et al. 2022de Graaff-Korf, K.S., Van Dommelen, P., Verkerk, P.H., Jaarverslag neonatale gehoorscreening in de Neonatale Intensive Care Units 2020 (nog niet gepubliceerd), Zwolle (2022)
Meer informatie
- L.J.M. van den Bosch (RIVM (Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu))
- W. Koster (RIVM)
- A.M. Gommer, red (RIVM)
- M.M. Harbers, red. (RIVM)