Deelname aan neonatale hielprikscreening hoger dan 99%
In 2021 is bij 99,2% van de pasgeborenen de hielprik afgenomen (van der Ploeg et al. 2022van der Ploeg, K., van der Mast, O., Eekhout, I., Verkerk, P.H., De neonatale hielprikscreening. Monitor 2021, Leiden (2022)). De deelname aan de neonatale hielprikscreening is stabiel. De screening bestaat uit het afnemen van bloed dat in het laboratorium wordt onderzocht. In de periode 2011-2016 waren 17 of 18 aandoeningen opgenomen in het programma. In 2017-2018 waren dit er 19, 22 vanaf 1 oktober 2019, 23 vanaf 1 oktober 2020 en sinds 1 maart 2021 zijn het 25 aandoeningen. De meeste van deze aandoeningen zijn erfelijk. Een snelle opsporing kan zeer ernstige schade aan de lichamelijke en geestelijke ontwikkeling van een kind voorkomen of beperken. De aandoeningen zijn niet te genezen, maar wel te behandelen, bijvoorbeeld met medicijnen of een dieet.
Hielprik spoort merendeel aandoeningen op waarop gescreend wordt
In 2021 werd 99,0% van de pasgeborenen met een zeldzame ernstige aandoening waarop gescreend wordt, opgespoord via de neonatale hielprikscreening (van der Ploeg et al. 2022van der Ploeg, K., van der Mast, O., Eekhout, I., Verkerk, P.H., De neonatale hielprikscreening. Monitor 2021, Leiden (2022)). Dit percentage ligt sinds 2002 tussen de 93 en 100%. De neonatale hielprikscreening bestaat uit het afnemen van bloed bij de pasgeborenen. In de periode 2011-2016 waren 17 of 18 aandoeningen opgenomen in het programma. In 2017-2018 waren dit er 19, 22 vanaf 1 oktober 2019, 23 vanaf 1 oktober 2020 en vanaf 1 maart 2021 zijn het 25 aandoeningen. Een snelle opsporing van de aandoeningen kan zeer ernstige schade aan de lichamelijke en geestelijke ontwikkeling van een kind voorkomen of beperken.
- E. Dekkers (RIVM (Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu))
- W. Koster (RIVM)
- M.M. Harbers, red. (RIVM)